Starttaal Instap thema 3 Herhaling

Starttaal Instap
Nederlands
---
Thema 3 
In en om het huis
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Starttaal Instap
Nederlands
---
Thema 3 
In en om het huis

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de leerdoelen van thema 3?
1. Ik ken de begrippen: een instructie, ingrediënten, inhoud, gebruiksaanwijzing, bewaaradvies en houdbaarheidsdatum, recept, bijsluiter, spelregels.​

2. Ik kan een instructie lezen en uitvoeren​
3. Ik begrijp de pictogrammen veiligheidswaarschuwingen​
4. Ik kan een kalender lezen​
5. Ik kan een formeel telefoongesprek voeren​
6. Ik kan een vraag bedenken aan de telefoon​
8. Ik kan een e-mail sturen naar een organisatie​









Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Thema 3 woordenschat:
Hoeveel woorden kun jij onthouden?

de gebruiksaanwijzing
het etiket
de e-mail
de waarschuwing
het recept
de instructie
ingrediënten
spelregels
de inhoud
het pictogram
timer
1:00

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord hoort bij het plaatje?
A
de houdbaarheidsdatum
B
de gebruiksaanwijzing
C
de ingrediënten
D
het bewaaradvies

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord hoort bij het plaatje?
A
de instructie
B
de gebruiksaanwijzing
C
de ingrediënten
D
het bewaaradvies

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord hoort bij het plaatje?
A
de houdbaarheidsdatum
B
de gebruiksaanwijzing
C
de ingrediënten
D
het bewaaradvies

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord hoort bij het plaatje?
A
de houdbaarheidsdatum
B
de gebruiksaanwijzing
C
de ingrediënten
D
het bewaaradvies

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

PICTOGRAMMEN

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een pictogram =
A
1000.000 gram
B
een symbool met belangrijke informatie
C
een dief die eten steelt
D
een foto van een gevaarlijke situatie

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent deze pictogram?

Slide 11 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent deze pictogram?

Slide 13 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent deze pictogram?

Slide 15 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk de afvalkalender
Op welke dag wordt het papier opgehaald?

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Op welke dag wordt het papier opgehaald (volgens de kalender)?

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een INSTRUCTIE?
A
Een uitleg hoe je iets moet doen/maken
B
Informatie over wat wel/niet mag
C
Een recept
D
Hoe lang houdbaar eten/drinken is

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kijk naar de instructie hiernaast. 

Het is een instructie voor een pannenkoek.

Zet de verschillende stappen in een goede volgorde.

Schrijf de letters in de goed volgorde op.






Instructie Pannenkoeken bakken


A Draai de pannenkoek om als hij goudgeel is
B En smullen maar!
C Giet één soeplepel beslag in de pan
D Doe meel, eieren en melk beslag in een kom
E Doe suiker of stroop op de pannenkoek
F  Doe olie of boter in de koekenpan
G Roer het beslag totdat er geen klontjes meer zijn
H Zijn beide kanten goudgeel? Leg de pannenkoek op een bord

Slide 19 - Tekstslide

Bron: www.jeanne-miniatuur-schilderij.nl via Google

Noteer de juiste volgorde in je schrift.

Antwoord:
Juiste volgorde moet zijn:
5 - 2 - 7 - 1 - 4 - 6 - 3

Wat is de goede volgorde voor de instructie van pannenkoeken bakken?
A
D-C-A-F-G-H-E-B
B
D-H-A-C-F-G-E-B
C
D-G-F-C-A-H-E-B
D
G-D-F-C-A-E-H-B

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een formeel telefoongesprek

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke gespreksregels zijn er als
je belt met een organisatie?

Slide 23 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

de gespreksregels
- Begin met je voor- en achternaam (goedemiddag, met. . .)
- Zeg u (respect)
- Laat de ander uitpraten
- Spreek duidelijk
- Bel op een rustige plek
- Bedenk van te voren wat je wil zeggen/vragen
- zeg aan het eind 'dag/tot ziens'


luister nu naar een fragment (opdracht 4 blz 246)

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5

Slide 25 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Een telefoongesprek met de supermarkt
Situatie: je hebt net boodschappen gedaan. Je komt thuis met de boodschappen. Je ziet dat je oplader uit je jas is gevallen. 
Je belt de supermarkt. Je vraagt of ze een oplader hebben gevonden.
Persoon A: medewerker van de supermarkt (start het gesprek)
Persoon B: de klant

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Telefoongesprek:
A De medewerker
B De klant

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb je geleerd
bij thema 3?

Slide 29 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Geef je zelf een cijfer voor je INZET tijdens deze les
0100

Slide 30 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Wat moet ik nog extra oefenen
voor de toets?

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

00:12
Waarom telefoneren mensen?

Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

01:09
Wat is het verschil tussen en formeel en informeel telefoongesprek?
A
Informeel = over informatie Formeel = over iets anders
B
Informeel = met onbekenden Formeel = met bekenden
C
Informeel = gezellig Formeel = over een formulier
D
Informeel = met bekenden Formeel = met onbekenden

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

01:33

Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

02:04
Welk woord gebruik je, als je een zin herhaalt?
Bijvoorbeeld:
Het zwembad sluit om vijf uur.
. . . . het zwembad sluit om vijf uur.
A
Maar
B
En
C
Dus
D
Want

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

02:21
Een formeel telefoongesprek, eindig je met:
DOEIIIIIIIII!
Goed
Fout

Slide 36 - Poll

Deze slide heeft geen instructies