Telling Time

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Part 1
Telling time

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

1. Telling time:
Write out the time:
03:50
A
It's ten to four.
B
It's fifty past three.
C
It's almost four o'clock
D
It's twenty past half four.

Slide 9 - Quizvraag

2. Telling time:
05:30 (ochtend)
A
AM
B
PM

Slide 10 - Quizvraag

3. Telling time
Write out the time:
07:15
A
It's fifteen past seven.
B
It's fifteen to seven.
C
It's a quarter past seven.
D
It's a quarter to seven.

Slide 11 - Quizvraag


A
eight minutes past half past twelve
B
eight minutes past half past eleven
C
twenty-two minutes to twelve
D
twenty-two minutes to eleven

Slide 12 - Quizvraag

half past four
a quarter past five
half past five
twenty to eight
ten past ten

Slide 13 - Sleepvraag

6. Telling time:
What time is it?
13.30
A
It's half past two
B
It's one o'clock
C
It's half past one
D
It's half two

Slide 14 - Quizvraag

7. Telling time

Slide 15 - Open vraag

9. Telling time
Het is vijf voor half twee.

Slide 16 - Open vraag

10. Telling time
12:05 (middag)
A
AM
B
PM

Slide 17 - Quizvraag

11. Telling time:
9:45

Slide 18 - Open vraag

Kijk naar de klok.
Hoe laat is het NU?
It's ...

Slide 19 - Woordweb

Ik snap nu hoe ik moet klok kijken
A
Ja, vet makkelijk
B
Ja, met aantekeningen moet het lukken
C
Nee, ik twijfel vaak
D
Nee, ik snap er geen snars van

Slide 20 - Quizvraag

10 Minute break

Slide 21 - Tekstslide

Part 2
Putting time in a sentence

Slide 22 - Tekstslide

Daily activities

Slide 23 - Woordweb

Time to work
Discuss in pairs and write down: (Hoe zou je het volgende zeggen)

1. "Ik sta elke ochtend om 8:00 op."
2. "Ik poets mijn tanden in de badkamer."
3. "Om 8:37 moet ik bij de bushalte zijn."
4. "Ik ga elke maandag naar de sportschool."



Slide 24 - Tekstslide

Explaining Why
1. "I wake up at 8am every morning."
2. "I brush my teeth in the bathroom."
3. "I have to be at the busstop at twenty-three to 9."
4. "I go to the gym every Monday."

Slide 25 - Tekstslide

Checking your answers
1. "I wake up at 8am every morning."
2. "I brush my teeth in the bathroom."
3. "I have to be at the busstop at twenty-three to 9."
4. "I go to the gym every Monday."

Slide 26 - Tekstslide

The rules:
The main
The main rule is: 
Plaats vóór tijd.
Subject + Verb + (Object) + Place + Time

Slide 27 - Tekstslide

Ik snap nu hoe ik moet tijd/plaats in de zin moet verwerken
A
Ja, vet makkelijk
B
Ja, met aantekeningen moet het lukken
C
Nee, ik twijfel vaak
D
Nee, ik snap er geen snars van

Slide 28 - Quizvraag