Geldzaken H3

Geldzaken
Hoofdstuk 3
 
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Geldzaken
Hoofdstuk 3
 

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Tekst
kun je toelichten welke relatie er bestaat tussen de veranderingen van betalingsgewoonten en de benodigde liquiditeit van een bank.

Slide 2 - Tekstslide

De Balans
De balans vertelt hoe het bedrijf er voor staat.

Veel schulden / weinig bezit = Gaat niet zo goed
Veel bezit / weinig schulden = Gezond bedrijf

Slide 3 - Tekstslide

Alles wat je ziet op de balans, noemen we posten. Op enkele posten gaan we nader in:
Giraal geld in handen van het publiek; voor de bank is dit vreemd vermogen.
Geld dat klanten op een spaarrekening bij de bank aanhouden.
Munten en bankbiljetten die de bank in bezit heeft.
Het bedrag dat de bank bij de Nederlandse Bank heeft staan.
Het bedrag dat de bank heeft uitgeleend aan klanten. Dit geld heeft de bank nog te goed; het is een vordering.
Eigen middelen van de bank. 
Kan van alles zijn; bijv. gebouwen, vreemde valuta, aandelen enz.

Slide 4 - Tekstslide

Liquiditeitspercentage
Geeft de verhouding weer tussen de hoeveelheid liquide middelen en de omvang van de rekening courant verplichtingen bij een bank.
Solvabiliteitspercentage
Geeft de verhouding tussen eigen vermogen (bezittingen) en het vreemd vermogen (schulden) weer.

Slide 5 - Tekstslide

Eigen vermogen
Eigen middelen van de bank
Vreemd vermogen
Rekening courant tegoeden
(Dit geld hebben de klanten in bewaring gegeven bij de bank)



Slide 6 - Tekstslide

Welke stelling over het Eigen Vermogen is juist ?
A
is altijd positief
B
staat aan de debetzijde van de balans
C
bezittingen min de schulden
D
wijzigt niet

Slide 7 - Quizvraag

Hoe noemen we de rechterzijde van de balans ?
A
Liquide middelen
B
Passiva
C
Debet
D
Activa

Slide 8 - Quizvraag

Bereken het solvabiliteitspercentage van deze geldscheppende bank.
A
15,4%
B
13,3%
C
20%
D
66,7%

Slide 9 - Quizvraag

Liquiditeitspercentage bereken je door:
A
kas/liquide middelen x 100%
B
liquide middelen/kas x 100%
C
liquide middelen/ rekeningcourant tegoeden x100%
D
kas/ rekeningcourant tegoeden x 100%

Slide 10 - Quizvraag

Hoe noemen we de rechterzijde van de balans ?
A
Liquide middelen
B
Passiva
C
Debet
D
Activa

Slide 11 - Quizvraag

Welk begrip hoort bij:
De mate waarin een onderneming in staat is haar schulden terug te betalen
A
Liquiditeit
B
Solvabiliteit
C
Staatsschuldquote
D
Bestedingsevenwicht

Slide 12 - Quizvraag

De formule voor het berekenen van de solvabiliteit is
A
eigen vermogen / vreemd vermogen x 100
B
eigen vermogen / totaal vermogen x 100
C
totaal vermogen / vreemd vermogen x 100
D
vreemd vermogen / totaal vermogen x 100

Slide 13 - Quizvraag

Een afnemer die jou nog moet betalen, is een ....
A
crediteur
B
schuldeiser
C
verstrekker van vreemd vermogen
D
debiteur

Slide 14 - Quizvraag


bankencrisis
Een bankrun op meerdere banken tegelijk waardoor de banken niet meer aan hun verplichtingen kunnen voldoen.
bankrun
Situatie waarin veel mensen tegelijk hun geld van een bank willen opnemen omdat zij er geen vertrouwen meer in hebben dat hun (spaar)geld bij de bank in veilige handen is.
depositogarantiestelsel
De garantie dat een deel van het door klanten gespaarde vermogen wordt terug betaald bij een faillissement van een bank.
liquide middelen
Munten en bankbiljetten. Bij een bank: de kas (chartaal geld) en het tegoed op de rekening bij DNB.
liquiditeitspercentage
(= dekkingspercentage) De verhouding tussen liquide middelen en de rekening-couranttegoeden bij banken.
solvabiliteitspercentage
De verhouding tussen eigen middelen (eigen vermogen) en de schulden in de nabije toekomst bij banken. solvabiliteitspercentage = (eigen vermogen / vreemd vermogen) × 100%
wederzijdse schuldaanvaarding
Geldschepping door girale kredietverlening. Een girale lening waarbij de bank geld stort op de rekening van de cliënt, die dat geld in de toekomst weer moet terugbetalen. Beide partijen hebben een verplichting.






Slide 15 - Tekstslide

Geld, wat kan er mis gaan?
Vertrouwen in geld kan verdwijnen. 
De bank kan failliet gaan --> bankrun. 


Slide 16 - Tekstslide

Kredietcrisis (~2008)
Door problemen in de monetaire economie, de economie van geld en banken (niet tastbaar), ontstond er een crisis in de reële economie, de economie van bestedingen en productie (wel tastbaar).

- Minder geld uitgeleend aan consument en bedrijf
- Vertrouwen in banken was weg -> Bankrun -> faillisementen 
- Slechte "toekomstverwachting" (niet tastbaar) zorgde voor dalende aandelenkoersen -> lager consumentenvertrouwen -> lagere bestedingen -> etc. (tastbaar).

Slide 17 - Tekstslide

Solvabiliteit
Solvabiliteit
De mate waarin een bedrijf in staat is om schulden terug te betalen. 

Formule Solvabiliteit
Eigen vermogen/totale vermogen

Slide 18 - Tekstslide

Hoe is mijn solvabiliteit?
timer
2:00

Slide 19 - Tekstslide

     Solvabiliteit 
 > 50% 
betekent een 
gezond bedrijf !
oude solvabiliteit = 41,95%

Slide 20 - Tekstslide