§3.2 Van warm naar koud

§3.2 Van warm naar koud
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

§3.2 Van warm naar koud

Slide 1 - Tekstslide

Planning
- Leerdoelen
- Herhaling §3.1
- Uitleg
- Video's
- Huiswerk maken

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Ik kan vertellen over het klimaat:
-  dat breedteligging, hoogte en seizoenen invloed hebben op temperatuur.
- dat het hoger op de berg kouder is dan in het dal.
- waarom er op sommige plekken seizoenen voorkomen.

Slide 3 - Tekstslide

Lage breedte
Hoge 
breedte

Slide 4 - Sleepvraag

Wat is een verschil tussen weer en klimaat?
A
periode van meten
B
klimaat gaat over kleiner gebied
C
weer is de gemiddelde toestand van de lucht
D
weer gaat over neerslag en klimaat niet

Slide 5 - Quizvraag

Savanne klimaat
Toendra klimaat
Tropisch regenwoud- klimaat
Land-
klimaat

Woestijn- klimaat
Steppe- klimaat
Pool-klimaat

Slide 6 - Sleepvraag

Breedteligging en temperatuur
  • Als je verder van de evenaar af gaat dan wordt het klimaat: kouder.


  • Op hogere breedte is het kouder dan op lagere breedte, omdat:
- de zon schuin instraalt en een groter oppervlak moet verwarmen;
- zonnestralen een langere weg afleggen door de dampkring.

Slide 7 - Tekstslide

0

Slide 8 - Video

Waardoor ontstaat het verschil tussen dag en nacht?
A
de maan draait om de aarde
B
de aarde draait om haar as
C
de aarde draait om de zon

Slide 9 - Quizvraag

Hoe ontstaan seizoenen?
A
Door het draaien van de aarde om zijn as
B
Door de maan
C
Door het draaien van de aarde om de zon
D
Door zeestromen

Slide 10 - Quizvraag

Seizoenen
  • In landen op gematigde breedte zijn er: seizoenenDit komt door: de schuine stand van de aarde (23,5°).

  • In 24 uur draait de aarde om haar as, hierdoor ontstaan: dag en nacht.

  • De aarde draait om de zon, dit duurt: één jaar, deze draaiing veroorzaakt de seizoenen.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Slide 13 - Tekstslide

Wanneer zie je het juiste seizoen afgebeeld staan voor Nederland?
 zomer
herfst
winter
zon
lente

Slide 14 - Sleepvraag

Slide 15 - Link

Hoe hoger, hoe kouder
  • Wat heeft naast de breedteligging ook invloed op de temperatuur?
     hoogteligging


  • Hoe hoger je komt, hoe: kouder het wordt.
1000 meter omhoog = 6 ºC omlaag.

  • Dit komt doordat:
zonnestralen het aardoppervlak verwarmen, de opgewarmde lucht verwarmt de lucht erboven.


  • Zo kan het in landen die vlakbij de evenaar liggen toch in hoge gebieden sneeuwen. Dan spreek je van een hooggebergteklimaat. In deze hoge gebieden wordt het niet warmer dan 10 ºC.

Slide 16 - Tekstslide

§ 3.2 maken
Maak opdracht 1 t/m 6

Klaar? Kijk je werk goed na en 
verbeter je fouten.

Slide 17 - Tekstslide