2v- Hoofdstuk 5 - Vragen stellen

Est-ce que tu manges bien?
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Est-ce que tu manges bien?

Slide 1 - Tekstslide

Na de vakantie wat weten we nog? 

Slide 2 - Tekstslide

Quizlet Live blokje A-B-E

Slide 3 - Tekstslide

Les mots blokje A 
  1. facile
  2. être en forme
  3. c'est mieux
  4. peut-être
  5. grave
  6. avoir peur
  7. malade 

Slide 4 - Tekstslide

Les mots blokje B 
  1. guérir
  2. utiliser
  3. la gorge
  4. la jambe
  5. la main
  6. le doigt
  7. fatigué 

Slide 5 - Tekstslide

Les mots blokje E 
  1. j'ai foird
  2. aller au lit
  3. gagner
  4. faire du cheval 
  5. faire de la natation
  6. faire du patinage
  7. ça va mieux 

Slide 6 - Tekstslide

Maak aantekeningen 

Slide 7 - Tekstslide

Vragen stellen
Op verschillende manieren

Slide 8 - Tekstslide

  1.  Gewone zin + ?                                               =    Tu fais du sport
  2.  Est-ce que + gewone zin + vraagteken =  Est-ce que tu fais de sport?

LET OP!!                               Est-ce qu'il est malade? 

Slide 9 - Tekstslide

Maak de volgende zinnen op 2 manieren vragend:
  1. Tu manges bien.
  2. elle fait du sport.
  3. vous mangez de la viande.
  4. on va au supermarché.
 

Slide 10 - Tekstslide

Vraagwoorden in het Frans
het zijn er 7

Leer deze uit je hoofd!!

Slide 11 - Tekstslide

Vraagwoorden. Combineer de goede vertaling
wanneer
quand
wat
comment
waarom
combien
wie
pourquoi
hoe
qui
waar
qu'est-ce que
hoeveel

Slide 12 - Tekstslide

Vraagzinnen met vraagwoord:
3 manieren:
  1. Vraagwoord + gewone zin.        Pourquoi tu es malade?
  2. Gewone zin + vraagwoord.        Tu es malade pourquoi?
  3. Vraagwoord + est-ce que + gewone zin:   Pourquoi est-ce que tu es malade?

Slide 13 - Tekstslide

où =

Slide 14 - Open vraag

comment =

Slide 15 - Open vraag

combien =

Slide 16 - Open vraag

qu'est-ce que =

Slide 17 - Open vraag

waarom =

Slide 18 - Open vraag

wie =

Slide 19 - Open vraag

Tu fais du foot (pourquoi -vooraan)

Slide 20 - Open vraag

tu lis un livre (quand - achteraan) =

Slide 21 - Open vraag

Nous faisons du sport (où - vooraan + est-ce que)

Slide 22 - Open vraag

il regarde un beau film (òu - achteraan)

Slide 23 - Open vraag

Au travail! 
Blz. 36
Maken opdracht 30C+D+31A+D+E+32

Slide 24 - Tekstslide