Feiten - meningen en argumenten

Aan het eind van de les:
  • Kun je het verschil uitleggen tussen een feit en een mening
  • Weet je wat objectief en subjectief is
  • Weet je wat een argument is
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecundair onderwijs

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Aan het eind van de les:
  • Kun je het verschil uitleggen tussen een feit en een mening
  • Weet je wat objectief en subjectief is
  • Weet je wat een argument is

Slide 1 - Tekstslide

Bekijk het volgende filmpje.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Vertel in één zin iets over wat je zag.

Slide 4 - Woordweb

Je deed net een uitspraak over  het filmpje dat je zag.

Slide 5 - Tekstslide

Bekijk de volgende foto.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Kies de uitspraken die volgens jou kloppen.
A
Dit is een foto van een vrouw.
B
Deze vrouw heeft een piercing in haar tong.
C
Veel mensen vinden een tongpiercing vies.
D
Deze vrouw steekt haar tong uit.

Slide 8 - Quizvraag

4

Slide 9 - Video

01:19
Uitspraak, feit, mening
Zodra je iets zegt of schrijft doe je een uitspraak.
Die uitspraak kan een feit of een mening zijn.

Een feit is waar en kun je controleren.
Een mening geeft aan hoe je over iets denkt.

Slide 10 - Tekstslide

01:47
Feit
Mening
Kunnen verschillen van persoon tot persoon.
Subjectief
Objectief
Kun je controleren, je krijgt steeds hetzelfde antwoord

Slide 11 - Sleepvraag

01:47
Objectief en subjectief

Als je je aan de feiten houdt, ben je objectief.
bijvoorbeeld:  Nederland ligt in Europa.

Als je je mening geeft, ben je subjectief.
bijvoorbeeld: Nederland is een mooi land

Slide 12 - Tekstslide

01:19
Feit
Mening
Argumenten
Wat je van iets vindt, hoe je over iets denkt
De werkelijkheid.
Het kan beginnen met: ik vind, volgens mij, ik denk dat. 
Je gebruikt het als je anderen wil overtuigen. 
Je kan het controleren. 

Slide 13 - Sleepvraag

       Argument


Een argument is een reden die je geeft om je mening uit te leggen.

Het helpt anderen te begrijpen waarom je iets denkt of gelooft.

Slide 14 - Tekstslide


Nieuwsberichten zijn altijd opgebouwd uit meningen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quizvraag

De zon schijnt vandaag!
A
Feit
B
Mening

Slide 16 - Quizvraag

Een feit kun je controleren.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Skiën is geweldig leuk!
A
Feit
B
Mening

Slide 18 - Quizvraag

Lachen is gezond.
A
Feit
B
Mening

Slide 19 - Quizvraag

Je moet 2 liter water per dag drinken.
A
Feit
B
Mening

Slide 20 - Quizvraag

Welk van deze teksten bestaat alleen uit feiten?
A
Handleiding voor de installatie van een tv-toestel
B
Recept voor pannenkoeken
C
Reclame voor een product
D
Routebeschrijving via google maps

Slide 21 - Quizvraag

Welke uitspraak hoort niet bij een feit?
A
Het is te controleren
B
Het zegt wat een persoon vindt
C
Je kunt het bewijzen
D
Het is objectief

Slide 22 - Quizvraag

Welke informatie is betrouwbaar?
A
Feit
B
Mening

Slide 23 - Quizvraag

Een mening begint altijd met:
'Ik vind'....
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quizvraag

Als veel mensen dezelfde mening hebben, is het een feit
A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quizvraag