0-toets hoofdstuk 5 en 6

1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Denk aan de regels!
  • Schrijf berekeningen op.
  • Afronden (als er niets staat), geld op twee decimalen , mensen op helen, alle andere getallen op 1 decimaal. 
  • Antwoord in volledige zinnen. 

Slide 2 - Tekstslide

Lees de bron hieronder. Maak daarna de vraag.

Stel dat de overheid ervoor zou kiezen om de markt voor drinkwater te privatiseren. Een gevolg van de privatisering zou zijn dat de prijs van drinkwater gaat stijgen.
--> Als de markt voor drinkwater wordt geprivatiseerd, volgt mogelijk een prijsstijging. Geef daarvoor een verklaring.

Slide 3 - Open vraag

Lees de bron hieronder. Maak daarna de vraag.

De prijs van drinkwater zou echter ook kunnen dalen als de drinkwatervoorziening wordt geprivatiseerd.
--> Als de markt voor drinkwater wordt geprivatiseerd, volgt mogelijk een prijsdaling.
Geef daarvoor een verklaring.

Slide 4 - Open vraag

De negatieve gevolgen van de vergrijzing voor de overheid gaan voornamelijk over de kosten van de vergrijzing, bijvoorbeeld de uitgaven aan AOW-uitkeringen.
Men vergeet echter vaak dat bepaalde overheidsuitgaven in verhouding tot de totale overheidsuitgaven ook kleiner zullen worden door de vergrijzing.
--> Noem twee voorbeelden van overheidsuitgaven die in verhouding kleiner zullen worden door de vergrijzing. Geef ook een verklaring.

Slide 5 - Open vraag

In 2016 bedraagt de Nederlandse staatsschuld € 466 miljard.
Dat is 66% van het bbp.

Bereken het bbp in dat jaar. Tip! Bepaal eerst voor jezelf hoeveel % het BBP is.

Slide 6 - Open vraag

Martin verdient € 32.900. Zijn woning heeft een WOZ-waarde van € 221.000.
Voor de hypotheek betaalt hij jaarlijks € 3.400 aan rente. Daarnaast geeft hij jaarlijks € 987 aan goede doelen en mag hij ook nog € 560 aan reiskosten aftrekken. Het eigenwoningforfait is 0,75% van de WOZ-waarde.
Bereken voor Martin het belastbaar inkomen in box 1.

Slide 7 - Open vraag

Op het brutoloon van Ayel wordt elke maand € 392 aan loonheffing ingehouden. Daarvan is 72% bestemd voor de premie volksverzekeringen.

Reken uit hoeveel loonbelasting Ayel per maand moet betalen.

Slide 8 - Open vraag

Alice bezit € 18.540 aan spaargeld en € 11.500 aan beleggingen. Het heffingsvrijvermogen is € 25.000 per persoon.

Bereken het bedrag waarover Alice belasting moet betalen. Dit is dus het belastbaar vermogen.

Slide 9 - Open vraag

Soraya en Wilson hebben € 31.600 aan spaargeld en € 24.800 aan beleggingen. Het heffingsvrij vermogen is € 25.000 per persoon.
Het fictief rendement is 2,6%. De belasting hierover is 30%.

Bereken het bedrag dat Soraya en Wilson in box 3 moeten betalen.

Slide 10 - Open vraag

Ahmed is bezig met de inkomstenbelasting. Hij beschikt al over de volgende gegevens. Belasting box 1 € 16.780. Belasting box 3 € 57. Heffingskortingen € 2.943.

Bereken het bedrag dat Ahmed aan inkomstenbelasting moet betalen.

Slide 11 - Open vraag

Maxim heeft een brutoloon van € 2.930 per maand. In mei krijgt hij 8% vakantiegeld.

Bereken het bruto jaarinkomen van Maxim. Rond af op hele euro's.

Slide 12 - Open vraag