Quiz Onderwerp tekst en alinea's ~ H1+2 Lezen ~NN VMBO-KGT1 6e

Quiz
Hoofdstuk 1 Lezen
Hoofdstuk 2 Lezen
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, k, tLeerjaar 1

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Quiz
Hoofdstuk 1 Lezen
Hoofdstuk 2 Lezen

Slide 1 - Tekstslide

1. Om het onderwerp van een tekst te vinden, moet je de hele tekst goed lezen.

A
Waar
B
Niet waar

Slide 2 - Quizvraag

2. Hoeveel tussenkopjes heeft tekst 1?
A
Geen
B
Een
C
Twee
D
Drie

Slide 3 - Quizvraag

3. Wat is het onderwerp van tekst 1?
A
aanbiedingen bij de Walmart
B
afgeprijsde barbiepoppen
C
de barbiepop in de VS
D
rel om zwarte barbiepop

Slide 4 - Quizvraag

Lees tekst 1 helemaal.
4. Waarom is de zwarte barbiepop afgeprijsd?
A
Amerikanen vinden zwarte barbies lelijk.
B
De zwarte barbiepop verkocht minder goed.
C
De zwarte barbiepop was veel te duur.
D
In Louisiana zijn de mensen racistisch.

Slide 5 - Quizvraag

In alinea 2 (tekst 1) staat: ‘waar zwarten nog vaak met racisme te maken hebben’.
5. Waarom is deze zin toegevoegd?
A
om te laten zien dat alle mensen in Louisiana racistisch zijn
B
om te laten zien dat het in Louisiana gevoelig ligt om zwarte barbies af te prijzen
C
om te laten zien dat racisme nog lang niet verdwenen is in de wereld
D
om te laten zien dat Walmart in Louisiana zwarte mensen discrimineert

Slide 6 - Quizvraag

6. Welke bewering is juist?
A
Een nieuwe alinea begint soms op een nieuwe regel.
B
De belangrijkste informatie staat in de laatste zin.
C
Na elke alinea sla je een regel over.
D
De belangrijkste informatie staat vaak in de eerste zin van de alinea.

Slide 7 - Quizvraag

Bekijk tekst 2.
7. Uit hoeveel alinea’s bestaat de tekst?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 8 - Quizvraag

8. Wat is het onderwerp van tekst 2?
A
aangespoelde spullen op Ameland
B
de burgemeester van Ameland
C
gratis printers zoeken op Ameland
D
strandjutten is verboden op Ameland

Slide 9 - Quizvraag

9. Welke alinea (tekst 2) gaat over aangespoelde printers?
A
alinea 1
B
alinea 2
C
alinea 3
D
alinea 4

Slide 10 - Quizvraag

Lees tekst 2 helemaal.
10. Waardoor zijn veel printers stukgegaan?
A
De inktpatronen zijn eruit gevallen.
B
De printers zijn nat geworden.
C
Jutters hebben onderdelen meegenomen.
D
Ze zijn door de storm kapotgeslagen.

Slide 11 - Quizvraag