V4 - T4: BS3 Evolutietheorie

BS3: Evolutietheorie
V4
Thema 4
Evolutie
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

BS3: Evolutietheorie
V4
Thema 4
Evolutie

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kan de oorzaken van evolutie herkennen en beschrijven
  • Je kan de pijlers van het Darwinisme beschrijven 
  • Je kan een 'Darwinantwoord' op een juiste en volledige wijze formuleren 
  • Je kan beschrijven wat het gevolg van selectie is op de fenotypeverdeling
  • Je kunt het verschil benoemen tussen allopatrische en sympatrische soortvorming

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet je van 'evolutie'?

Slide 3 - Woordweb

EVOLUTIE
Veranderingen in genfrequenties / genenpool / erfelijke eigenschappen in de tijd/over generaties

Slide 4 - Tekstslide

Het Riedeltje van evolutie
1. V : Genetische Variatie door mutatie of recombinatie
2. S : Natuurlijke Selectie
3. R : Reproductie(ve Isolatie)

Slide 5 - Tekstslide

Oorzaak voor evolutie 1: (natuurlijke) selectie

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Genetische variatie
Natuurlijke selectie
'Struggle for life'
te klein draagvlak voor alle individuen
Onderlinge voortplanting

Slide 8 - Tekstslide

BS3: Darwinisme - evolutie volgens Charles Darwin
Pijlers van het Darwinisme
  • Er is variatie binnen de populatie / elk individu in de populatie is anders dan anderen
  • Er is te weinig draagkracht voor elk individu in de populatie (struggle for life)
  • Sommige individuen hebben een selectievoordeel ten opzichte van anderen 
  • Individuen met selectievoordeel hebben een grotere voortplantingskans en daardoor een grotere overlevingskans
  • Door onderlinge voortplanting van individuen met selectievoordeel neemt frequentie van eigenschap in populatie toe.

Neo-Darwinisme: de variatie binnen een populatie heeft een genetische oorzaak: mutaties

Slide 9 - Tekstslide

Een 'Darwinvraag' beantwoorden
timer
5:00

Slide 10 - Tekstslide

Stap 1
Benoem het uitgangspunt dat er in de muizenpopulatie sprake is van genetische variatie

Door mutaties is er variatie ontstaan in de vachtkleur van de muizen
NB: mutaties ontstaan door toeval!

Slide 11 - Tekstslide

Stap 2
Benoem: WIE hebben er WELK selectievoordeel? Dit haal je altijd uit de context van de vraag:

De muizen met een donkere vacht hebben een selectievoordeel omdat zij hierdoor minder gezien worden door hun predator.

Slide 12 - Tekstslide

Stap 3
Benoem dat individuen met selectievoordeel vaker ONDERLING voortplanten (hogere fitness)

De muizen met de donkere vacht zullen dus vaker overleven en als gevolg daarvan vaker onderling voortplanten.

Slide 13 - Tekstslide

Stap 4
Benoem de genfrequentieverschuiving die dit tot gevolg heeft

Het allel voor donkere vachtkleur zal vaker worden doorgegeven en daardoor zal het aantal donkere muizen in de volgende generaties toenemen. 

Slide 14 - Tekstslide

BS3: Het juiste antwoord op een 'Darwinvraag'. Deze vier elementen zitten ALTIJD in je antwoord!!!
Een 'Darwinantwoord' bestaat altijd uit de volgende elementen
  • Benoem letterlijk: "Er is sprake van genetische diversiteit in de populatie" 
  • Beschrijf op welke wijze de omgeving selectiedruk uitoefent op de populatie
  • Beschrijf welk selectievoordeel sommige individuen (dan) hebben
  • Benoem letterlijk: "Door onderlinge voorplanting wordt de gunstige eigenschap doorgegeven aan het nageslacht"

Gebruik nooit: "het organisme heeft zich aangepast" Dit is echt FOUT!

Sleutelwoorden in een Darwin antwoord: genetische variatie (V) , selectiedruk (S), selectievoordeel (S), onderlinge voortplanting (R)

Slide 15 - Tekstslide

Andere oorzaken van evolutie
  1. Gene flow
  2. Seksuele selectie (non-random mating)
  3. Kunstmatige selectie
  4. Founder effect
  5. Bottleneck effect
  6. Genetic drift

Slide 16 - Tekstslide

Gene flow


Seksuele selectie
Veranderingen in allelfrequenties als gevolg van migratie
Veranderingen in allelfrequenties als gevolg van specifieke partnerkeuze

Slide 17 - Tekstslide

Founder effect


Bottleneck effect
Veranderingen in allelfrequenties als gevolg stichten nieuwe populatie uit toevallige, niet gelijke allelfrequentie bij stichters
Veranderingen in allelfrequenties als gevolg achterblijvers na gebeurtenis met toevallige, niet gelijke allelfrequentie

Slide 18 - Tekstslide

Kunstmatige selectie


Genetic drift
Veranderingen in allelfrequenties als gevolg van selectie op (door de mens) gewenste eigenschappen
Veranderingen in allelfrequenties als gevolg van willekeurige verschuivingen gebaseerd op toeval (hoofdzakelijk bij kleine populaties)

Slide 19 - Tekstslide

Evolueren van populatie tot nieuwe soort door geografische scheiding
Evolueren van populatie tot nieuwe soort door andere oorzaak  

Slide 20 - Tekstslide

Sympatrische soortvorming
  • Ander baltsgedrag                           Ander paringsseizoen       

Slide 21 - Tekstslide

Bruine muizen overleven beter en planten vaker voor in een woestijnomgeving omdat lichtere muizen vaker door uilen worden gezien en gegeten.
Wie of wat zorgt hier voor selectiedruk?
A
predator
B
bodemsamenstelling
C
vachtkleur
D
seksuele voorkeuren

Slide 22 - Quizvraag

Individuen ondergaan evolutie

A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quizvraag

Een fenotype dat de overlevingskans van een organisme verbetert in een bepaalde omgeving noemen we een ...
A
selectie
B
adaptatie
C
soortvorming
D
uitsterving

Slide 24 - Quizvraag

Natuurlijke selectie wordt het beste omschreven als:
A
een verandering in een organisme als gevolg van een bepaalde noodzaak
B
een proces van een nagenoeg continue verbetering, leidend tot een perfect organisme
C
verschillen in overlevingskansen als gevolg van een verschil in genetische eigenschappen.
D
overerving van eigenschappen die gedurende het leven zijn verkregen.

Slide 25 - Quizvraag

Een klein aantal herten verlaten hun eigen habitat
en komen in een nieuw perceel terecht waar nog geen herten hebben geleefd. Hun genenpool blijkt anders dan de oorspronkelijke populatie vanwege ...
A
Founder effect
B
Seksuele selectie
C
Natuurlijke selectie
D
Bottleneck effect

Slide 26 - Quizvraag

500 jaar nadat deze herten een goed gedijende populatie hebben gevormd, migreren er een aantal terug naar hun oorspronkelijke habitat. In deze populatie verschuift de allelelfrequentie vanwege ...
A
Genetic drift
B
Founder effect
C
Bottleneck effect
D
Gene flow

Slide 27 - Quizvraag

Gele toekan vrouwtjes hebben een voorkeur voor mannetjes die dezelfde kleur hebben als zijzelf. De genenpool zal veranderen vanwege ...
A
Genetic drift
B
Seksuele selectie
C
Kunstmatige selectie
D
Gene flow

Slide 28 - Quizvraag

Wat is de overeenkomst tussen sympatrische en allopatrische soortvorming?

A
Vinden plaats in hetzelfde gebied
B
Vinden plaats onder dezelfde omstandigheden
C
Genetic drift is uitgeschakeld
D
Gene flow wordt geblokkeerd

Slide 29 - Quizvraag

Om de paar jaar hakt een gigantische bijl het hoofd af van elke persoon die meer dan 1.95 m lang is. Hoe zal dit de menselijke bevolking beïnvloeden?
A
Allelen die "lengte" bevorderen zullen in frequentie afnemen.
B
Genetische drift zal minder een rol spelen in de evolutie van mensen.
C
Gene flow zal toenemen.
D
De mutatiesnelheid zal toenemen.

Slide 30 - Quizvraag

Slide 31 - Video

Leerdoelen
  • Je kan de oorzaken van evolutie herkennen en beschrijven
  • Je kan de pijlers van het Darwinisme beschrijven 
  • Je kan een 'Darwinantwoord' op een juiste en volledige wijze formuleren 
  • Je kan beschrijven wat het gevolg van selectie is op de fenotypeverdeling
  • Je kunt het verschil benoemen tussen allopatrische en sympatrische soortvorming

Slide 32 - Tekstslide