Les 16 week 4

Du hast 2 Minuten für:


Je hebt 2 min om: 
  • mobiel in de wandtas
  • oortjes uit
  • je zit op je vaste plek
timer
2:00
Voordat de docent begint met de les heb je op tafel
  • werkboek + schrift + planagenda + etui
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Du hast 2 Minuten für:


Je hebt 2 min om: 
  • mobiel in de wandtas
  • oortjes uit
  • je zit op je vaste plek
timer
2:00
Voordat de docent begint met de les heb je op tafel
  • werkboek + schrift + planagenda + etui

Slide 1 - Tekstslide

Wie is aanwezig?
Huiswerk niet af of geen spullen bij?  Geef dit aan als ik je naam roep!

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan wij vandaag doen?
  • planagenda
  • nakijken
  • luisteropdrachten 
  • uitleg grammatica
  •  plein 

Slide 3 - Tekstslide

Planagenda:
Huiswerk volgende les af: 

maken
blz. 85 opdr.  6  /7  /  8 
blz. 89 opdr. 1 / 2 / 3 / 4 / 5 




timer
3:00

Slide 4 - Tekstslide

nakijken 
vanaf blz. 80 opdr. 7 / 8 / 9 /
vanaf blz. 82 opdr. 1 / 2 / 3

Slide 5 - Tekstslide

Lees de opdracht en uitspraken!

Je luistert naar een audio!

Slide 6 - Tekstslide

Het bezittelijke voornaamwoord:

- Wat is een bezittelijk voornaamwoord?

Slide 7 - Tekstslide

Het bezittelijke voornaamwoord:

- geeft een bezit aan (mijn, jouw etc.)

- staat vóór een zelfstandig naamwoord

Slide 8 - Tekstslide

Welke Duitse bezittelijk voornaamwoorden ken je?
De bezittelijk
voornaamwoorden

Slide 9 - Woordweb

Voorbeelden bezittelijk voornaamwoord:

- Ik eet mijn banaan. / Ich esse meine Banane.

- Dat is jouw huis.     /  Das ist dein Haus.

- Waar is zijn fiets?   /  Wo ist sein Fahrrad?

Slide 10 - Tekstslide

ich
ik
du
jij
er
hij
sie
zij (ev)
wir
wij
ihr
jullie
sie
zij (mv)
Sie
U
mein(e)
mijn
dein(e)
jouw
sein(e)
zijn
ihr(e)
haar
unser(e)
ons/onze
eu(e)r(e)
jullie
ihr(e)
hun
Ihr(e)
Uw
Persoonlijke voornaamwoorden
Bezittelijke voornaamwoorden

Slide 11 - Tekstslide

Wanneer krijg je achter het bezittelijk voornaamwoord een extra E ?
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
meervoud

Slide 12 - Quizvraag

Wanneer krijgt het bezittelijk voornaamwoord een -e?

Slide 13 - Open vraag

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Wie heißt deine Oma?
A
Wie
B
heißt
C
deine
D
Oma

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Ihre Mutter heißt Suzanne.
A
Ihre
B
Mutter
C
heißt
D
Suzanne

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Wie alt ist dein Opa?
A
Opa
B
dein
C
alt
D
Wie

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Mein Handy ist neu!
A
Handy
B
ist
C
Mein
D
neu

Slide 17 - Quizvraag

Das Kind spielt.
______ spielt.
Vervang het zelfstandig naamwoord.
A
er
B
sie
C
es

Slide 18 - Quizvraag

Peter ist nett.
A
Sie ist nett.
B
Sie sind nett.
C
Er ist nett.
D
Du bist nett.

Slide 19 - Quizvraag

Das Haus ist groß.
A
Es ist groß.
B
Er ist groß.
C
Sie ist groß.
D
Das ist groß.

Slide 20 - Quizvraag

Die Frau ist schön.
A
Sie ist schön.
B
Es ist schön.
C
Er ist schön.
D
Das ist schön.

Slide 21 - Quizvraag

Die Freunde sind am lachen.
A
Sie sind am lachen.
B
Du bist am lachen.
C
Er ist am lachen.
D
Es ist am lachen.

Slide 22 - Quizvraag

blz. 87 opdr. 7
klassikaal maken 

kijk op blz. 158 en vul het schema aan!

Slide 23 - Tekstslide

vandaag Groep 2 --> naar plein

Slide 24 - Tekstslide

zelfstandig werken:
maken:  
blz. 85 opdr. 6 /7 / 8
blz. 89 opdr. 1 / 2 / 3 / 4 / 5 

Klaar? -->  Test Jezelf online 5.1 / 5.2 / 5.3 
(Alle leerdoelen moet een groen vinkje hebben!
Heb je een rood kruisje maak je het onderdeel opnieuw!)


timer
15:00

Slide 25 - Tekstslide