Burgerlijke Cultuur - Les 3 - Architectuur

Burgerlijke cultuur in de Nederlanden 
in de 17e eeuw

Architectuur
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
KunstMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Burgerlijke cultuur in de Nederlanden 
in de 17e eeuw

Architectuur

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

De Hollandse stad in de Gouden Eeuw
  • Rijke burgerij
  • Steden floreren
  • Stadsbeschrijvingen 
In de 17de eeuw maken de Hollandse steden een ware transformatie door. Dit heeft deels te maken met de opdrachtgevers van bouwwerken. Van oudsher had de adel het voor het zeggen en zij woonden op landgoederen buiten de stad. In de Gouden Eeuw echter maakt de burgerij, rijk geworden van de handel, de dienst uit. Deze nieuwe elite woont in herenhuizen en grachtenpanden bínnen de stadsmuren, waar de handel zich tenslotte ook afspeelt. Zij brengen hun zomers wel graag op een ‘buiten’ door, want de adellijke lifestyle had zijn charmes nog niet verloren. 
De groei van de steden leidt tot het ontstaan van nieuwe types gebouwen. Waar een gebouw vroeger nog meerdere functies had, krijgen ze nu elk een eigen taak. Zo verschijnen er aparte bouwwerken voor bijvoorbeeld handel, bestuur en sociale zaken. De financiële middelen zijn ruim voorhanden, dus de beste architecten worden aan het werk gezet om deze gebouwen te verheffen tot ware kunstwerken. 
De grote stedelijke trots blijkt ook uit de vele stadsbeschrijvingen uit die tijd, waarin stadsbesturen vol lof vertellen over de belangrijkste gebouwen in hun stad. Deze beschrijvingen werden speciaal uitgegeven om het imago van hun stad op te bouwen en de stad te promoten. 

Slide 3 - Tekstslide

De Renaissance
  • 1400-1600
  • wedergeboorte klassieken
  • Proportieleer 
Om de bouwkunst in de 17e eeuw in de Nederlanden goed te begrijpen, kijken we eerst naar de heersende bouwstromingen in Europa in deze tijd: de renaissance en de barok.
De Renaissance is een bouwstijl die opkomst rond 1400 en later rond 1600 overgaat in de Barok.
De oud Griekse en Romeinse bouwkunst werd herontdekt en bewonderd.
De hernieuwde belangstelling voor de vormentaal van de Oudheid wordt uitgebreid toegepast in de Architectuur. Denk aan timpanen, zuilen en pilastersm, koepels, symmetrie etc.

Proportie en harmonie waren erg belangrijk, zoals ook in de klassieke oudheid. Het menselijk lichaam als uitgangspunt voor de maarvoering: De Gulden Snede 
Men bestudeerde de verhandeling van de Romein Vitruvius en men ging uit van de maat van antieke gebouwen (die nog ruimschoots---veelal ruines-- aanwezig waren in Italië) om zich vertrouwd te maken met de 'taal' van die architectuur.

Slide 4 - Tekstslide

De Barok
  • Rijk versierde stijl
  • Barocco
  • contrareformatie
Onder invloed van de Italiaanse architecten Francesco Borromini, Gian Lorenzo Bernini en de Zwitserse Carlo Maderno wordt een stijl ontwikkeld die rijk, gedurfd is. De Barok, al maakt ze nog steeds gebruik van Romeinse en renaissance-begrippen, breekt met de beperkingen van het klassieke bouwen en loopt uit op een ware stortvloed van gebogen, plastische vormen. 
Barrocco is een juweliersterm om een ruwe parel of onbewerkte steen aan te duiden. Het gebrek aan verfijning, en de overdaad, zou de stijl van Maderno en zijn navolgers deze roepnaam opleveren. Een kenmerk van de barokbouwstijl is dat door middel van de overdaad indruk op de bezoeker gemaakt moest worden.
In de kerkelijke architectuur was de barok een overwegend katholieke stijl. In de tijd van de contrareformatie bouwden onder andere de jezuïeten veel kerken in deze stijl.

Slide 5 - Tekstslide

Griekse Tempel
Fries
Voetstuk
Kapiteel
Timpaan
Schacht
Architraaf

Slide 6 - Sleepvraag

Architectuur in de Nederlanden
  • Hollandse Renaissance
       (Hollands manierisme)
  • Hollands Classicisme
        (Hollandse barok)
Tijdens de eerste jaren van de Tachtigjarige Oorlog met Spanje was er weinig geld beschikbaar voor kunst en architectuur in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Dit veranderde tegen 1590, aan het begin van de Gouden Eeuw, toen de Republiek niet meer zo in de verdrukking zat en het economisch mee zat. De bloeiende economie had tot gevolg dat de steden sterk in omvang toenamen. Van 1590 tot 1621 werd er voornamelijk in Holland en Zeeland volop gebouwd. De bekendste architect in deze periode was Hendrick de Keyser. Deze periode, ook wel de Hollandse Renaissance genoemd, kenmerkt zich door rijkversierde panden., 
In de jaren twintig van de zeventiende eeuw kwam de streng classicistische stijl in trek onder invloed van Jacob van Campen.  De jaren 50 en 60 van de zestiende eeuw was de meest expansieve periode op gebied van stadsontwikkeling gedurende de Gouden Eeuw. Na het sluiten van de vrede in 1648 werden bouwplannen weer opgepakt en uitgevoerd. Het meest imponerende gebouw  was ongetwijfeld het stadhuis van Amsterdam waarvan de bouw vlak na de Tachtigjarige Oorlog begon. De grootste stadsuitbreiding van de stad bood rijke kooplieden de kans herenhuizen te bouwen aan de Herengracht en de Keizersgracht. 

Slide 7 - Tekstslide

Architecten in de 17e eeuw
  • Hendrick de Keyser 
  • Lieven de Key
  • Jacob van Campen
  • Arend Van 's- Gravesande 
  • Pieter Post
Jacob van Campen in 1596 geboren  in Haarlem. Hij stamde uit een welgestelde adellijke familie en bracht zijn jeugd door in zijn geboortestad. Na een verblijf in Italië van 1617 tot 1624 keerde hij terug naar Nederland, waar hij de ideeën van Andrea Palladio, Vincenzo Scamozzi en de klassieke architectuur van Vitruvius combineerde met de inheemse baksteenbouw. Het resultaat was het Hollands classicisme, een bouwstijl die behalve in Nederland ook internationaal van invloed was.
De Keyser werd in 1595 stadsarchitect en stadssteenhouwer in Amsterdam. hij ontwierp hier o.a. het Oost-Indisch Huis, en de Westerkerk. Naast deze gebouwen ontwierp en bouwde hij ook woonhuizen voor rijke particulieren. Beroemd zijn het mogelijk door hem voltooide Huis met de Hoofden en het Huis Bartolotti. 
Arent van ‘s-Gravesande (±1610-1662) was in de Gouden Eeuw één van de meest toonaangevende architecten. Hij liep stage bij  Jacob van Campen. 1638 werd Van ’s-Gravesande benoemd tot stadsarchitect van Leiden. Hij is verantwoordelijk voor de bouw van alle openbare gebouwen maar blijft ook voor particulieren ontwerpen. Dat doet hij in de stijl van het Hollands classicisme, een bouwstijl geïnspireerd op Italiaanse neoclassicistische gebouwen die zich kenmerkt door strakheid en regelmaat. 
Pieter Post werd in 1645 de hofarchitect van stadhouder Frederik Hendrik en Amalia van Solms. Na een aantal jaren in Haarlem werkzaam te zijn geweest als schilder, kwam hij in dienst bij Jacob van Campen en assisteerde hij bij de bouw van het Mauritshuis (Den Haag) en het Huygenshuis en Hofwijck van Constantijn Huygens. Na 1640 kreeg Pieter Post steeds meer zelfstandige opdrachten.
Hij kwam oorspronkelijk uit Gent en werd in 1593 benoemd tot stadssteenhouwer van Haarlem. Hij bouwde ook buiten Haarlem en was onder meer verantwoordelijk voor het stadhuis van Leiden.
De Key maakte nog veel gebruik van ornamentatie. Een mooi voorbeeld hiervan is de Vleeshal in Haarlem. De hal zit vol renaissancedecoraties, zoals details in natuursteen, spitse obelisken en driehoekige of halfronde frontons als bekroning van de trapgevels.
De Key was een van de 15000 emigranten uit de Zuidelijke Nederlanden toen in 1584 de hertog van Parma dit gebied heroverde voor het katholieke Spanje.

Slide 8 - Tekstslide

Bestuurlijke gebouwen
  • Stadsbestuur
  • Stadhuis
  • Waterschapshuizen
  • Tuchthuizen
In de Gouden Eeuw bestond het bestuur van een stad uit meerdere burgemeesters, de vroedschap, de schout en zijn schepenen. De vroedschap was een groep regenten die zich met name bezig hield met de economische ontwikkeling van de stad. De schepenen met de schout als voorzitter vormden de stedelijke rechtbank. Typische stedelijke gebouwen uit die tijd zijn het stadhuis, het waterschapshuis en het tuchthuis. 
Een stadhuis was oorspronkelijk toebehouden aan een plaats die ook daadwerkelijk stadsrechten had. Andere plaatsen hadden strikt genomen een raadhuis. In het stadhuis kon ook de rechtbank ondergebracht zijn. In dat geval bevond zich er een vierschaar: een open hal waar recht gesproken werd.
Het gebouw waar het bestuur van de stad zetelde, was het symbool van het centrale gezag en moest dus representatief zijn. In tal van Hollandse steden zijn in de 17e eeuw dan ook prachtige stadhuizen gebouwd, als uiting van het economische succes van de stad.
Een aparte vorm van bestuur was dat over de waterhuishouding in de regio. Dat werd - en wordt nog steeds - gedaan door de waterschappen, ofwel de hoogheemraadschappen. Ieder hoogheemraadschap had een eigen gebouw waar werd vergaderd en waar de leden konden overnachten.
Het raadhuis van Middelharnis uit 1639
Het Schielandshuis, Rotterdam
De vleugel van het Gravensteen waar het tuchthuis ondergebracht werd
Tuchthuizen zijn huizen waar veroordeelde mannen of vrouwen te werk gesteld werden. Mannen moesten er hout raspen in het rasphuis, terwijl de vrouwen er garen sponnen in het spinhuis. Aan het 17de-eeuwse tuchthuis in Leiden kunnen we zien dat aan de bouw van dit soort gebouwen tijd en geld werd besteed. Arent van ’s-Gravesande ontwierp het gebouw, dat als nieuwe vleugel werd toegevoegd aan het bestaande Gravensteen. In de driehoekige gevelbekroning is het stadswapen van Leiden afgebeeld, vastgehouden door twee leeuwen. Daarboven pronkt een beeld van Vrouwe Justitia, wat de rechtvaardigheid symboliseert.

Slide 9 - Tekstslide

Militaire gebouwen
  • Oorlog met Spanje
  • Doelengebouw
  • Kruithuis
  • Stadspoorten
Vanwege de oorlog met Spanje verkeerden de steden in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden altijd in de hoogste staat van paraatheid. Dit leidde ertoe dat binnen de stadsmuren veel verschillende gebouwen voor militaire doeleinden werden gebouwd. Voorbeelden zijn het doelengebouw, het kruithuis en natuurlijk de stadspoorten. 
In de 17de eeuw bestond er nog geen politie, en werd de stad bij belegering of brand beschermd door een groep burgers, de zogenoemde schutterij. Om lid te worden, moest je als burger je eigen uitrusting, wapen en uniform betalen. De leden van de schutterij kwamen samen in een zogeheten “doelengebouw”, om te trainen, maar ook om te vergaderen en te feesten.
Elke Hollandse stad van betekenis bezat wel een fraai doelengebouw.
Voor het opslaan van wapens en kruit werd door stadsbesturen een centrale plek aangewezen. In veel Hollandse steden gebeurde dit in de 17de eeuw nog gewoon binnen de stadsmuren, zoals ook in Delft. Na de rampzalige ontploffing van het kruithuis in 1654, waarbij vele doden vielen en een deel van de stad werd weggevaagd, werd besloten dat het nieuwe kruithuis op veilige afstand van de stad moest worden gebouwd. 
Al sinds de middeleeuwen werden steden omgeven met een gracht en voorzien van een stadswal om vijanden af te houden. De toegangswegen naar de stad konden afgesloten worden met stadspoorten. Doordat de steden in de 17de eeuw een enorme groei doormaakten, werden in veel steden de stadsmuren naar buiten toe uitgebreid, wat eveneens leidde tot de bouw van nieuwe poorten. Deze werden echter niet langer alleen gezien als verdedigingswerk, maar eerder als representatief gebouw dat uiting geeft aan het succes van de stad. De stadspoort is immers het eerste en ook het laatste wat een bezoeker van de stad te zien krijgt. 
Het voormalig doelengebouw in Den Haag, 1636. (
Deel van de toegangspoort van het kruithuiscomplex in Delft
De Zijlpoort (1667) Leiden

Slide 10 - Tekstslide

Liefdadigheids gebouwen
  • Sociale voorzieningen
  • Weeshuis
  • Gasthuis
  • Hofjes
In de Gouden Eeuw gaat het de Zuid-Hollandse steden economisch voor de wind. Dit betekent echter niet dat iedereen rijk is. Armoede is aan de orde van de dag. Gelukkig waren er voor de minder bedeelden allerlei sociale voorzieningen, zoals weeshuizen, gasthuizen en armenhuizen. Deze werden gefinancierd door de kerk, de overheid en vooral ook door rijke particulieren. Zij deden dit niet enkel uit liefdadigheid, maar ook om de rust in de stad te bewaren. Bovendien versterkten de voorzieningen het imago van de stad als welvarend en goed georganiseerd. Ook voor verschillende vormen van liefdadigheid werden daarom prestigieuze panden gebouwd. 
Wezen afkomstig uit rijkere families kwamen terecht in een weeshuis met streng toezicht en een verplicht te volgen opleiding. Dit om te zorgen dat de wezen, ondanks hun slechte start, toch goed terecht zouden komen. Arme wezen kwamen in simpelere instellingen terecht, waar ze geen opleiding kregen maar direct aan het werk gezet werden. 
Gasthuizen kennen hun oorsprong in de middeleeuwen, toen ze opvang verschaften aan arme vreemdelingen. Later werd de doelgroep breder en werd het gasthuis eigenlijk een voorloper van de bejaardentehuizen zoals we die vandaag kennen. Tegen betaling konden oudere en zieke mensen in een gasthuis een kamer krijgen en gebruik maken van gezamenlijke maaltijden. 
Een hofje is een binnenplaats of –tuin omsloten door een stuk of tien kleine woningen. De bouw werd vrijwel altijd geïnitieerd en gefinancierd door een rijke burger, die zich het lot aantrok van zijn minder bedeelde stadgenoten. Ze werden meestal bewoond door ouderen of alleenstaande vrouwen. Hoewel hofjes vaak verscholen liggen, werden ze soms ook gemarkeerd door een indrukwekkend poortgebouw. Een fraai voorbeeld is het Van Brouchovenhofje (1631) in Leiden. 
Deel van de toegangspoort van het weeshuiscomplex in Gouda
Het Catharinagasthuis in Gouda
Het poortgebouw van het Van Brouchovenhofje te Leiden

Slide 11 - Tekstslide

Handelsgebouwen
  • Bloeiende handel
  • Waag
  • Hallen
Als belangrijkste motor achter de welvaart en groei, is het niet verwonderlijk dat aan handelsgebouwen veel zorg en aandacht werd besteed. Handelsgebouwen zijn in de eerste plaats de stadswagen, maar ook de hallen en huizen waar handel plaatsvond. Vandaag de dag behoren ze tot de imposantste monumenten van de stad. 
Goederen die in de stad verhandeld werden, werden bij binnenkomst gewogen. Zo wist men hoeveel belasting erover betaald moest worden. Regelmatig werd dit gedaan in het lokale stadhuis, maar in de loop van de 17de eeuw zien we dat hiervoor een apart gebouw ontstaat, namelijk de waag. Als verlengstuk van het stadsbestuur, had een waag een belangrijke representatieve functie. Kosten noch moeite werden dan ook gespaard bij de bouw van een waag.
Bekende wagen in Zuid-Holland zijn die van Leiden (1659) en Gouda (1667), allebei ontworpen door Pieter Post.
Vanaf de middeleeuwen werden goederen verhandeld in hallen. Aanvankelijk waren dit eenvoudige houten bouwsels, maar in de Gouden Eeuw krijgen deze hallen veel meer aanzien en worden het mooi gedecoreerde, stenen gebouwen.
Sommige steden stonden in binnen- en buitenland bekend om de productie en handel in één product, zoals Leiden met haar laken. Kosten noch moeite werden dan ook gespaard toen er in 1639 een nieuwe lakenhal moest komen. Het enorme gebouw met rijkelijk gedecoreerde gevel is een waar stadspaleis en laat er geen twijfel over bestaan dat dit één van de belangrijkste gebouwen van de stad was. 
etail van de waag van Gouda
Detail van de gevel van de Lakenhal 
Botertonnen op de gevel van het boterhuis in Den Haag 

Slide 12 - Tekstslide

Renaissance
- Harmonieus
- Menselijke maat
- Klassieke inspiratie
Barok
- Dynamisch
- Groots en veel
- Klassieke inspiratie
Hollands classicisme
- Harmonieus
- Groots
- Klassieke inspiratie

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Stadhuis (Paleis) op de Dam
  • Oude stadhuis
  • Bouw Nieuw Stadhuis
  • Jacob Van Campen
  •  Hollands Classicisme
Op 7 juli 1652 brandde het stadhuis van Amsterdam af. De brand was hevig en maakte grote indruk op de Amsterdamse bevolking. Het Oude Stadhuis stond niet ver van de plaats van het huidige paleis, tussen Dam en de Nieuwezijds Voorburgwal. Toen de brand uitbrak was Amsterdam al bezig met de bouw van een nieuw stadspaleis. Het oude middeleeuwse stadhuis voldeed al lang niet meer voor de grote rijke handelsstad. Amsterdam had een nieuw stadhuis nodig, maar de brand kwam te vroeg. Het Paleis op de Dam kon pas in 1655 gedeeltelijk in gebruik genomen worden. 
Voor de vervanging van het bouwvallig geworden gotische stadhuis waren verschillende ontwerpen ingediend. De Vrede van Münster in 1648 bracht zo'n euforie met zich mee dat het meest ambitieuze plan werd uitgevoerd. Dit was in het midden van wat later de Gouden Eeuw werd genoemd. Het stadhuis werd gebouwd op een schaal die in Europa nog niet eerder was vertoond. Het gebouw moest de rijkdom en het aanzien van de stad Amsterdam weerspiegelen. De bouw kostte 8,5 miljoen gulden, een gigantisch bedrag in die tijd.
Hoewel de architect van het stadhuis Jacob van Campen was, werd de technische uitvoering verzorgd door stadsbouwmeester Daniël Stalpaert. Van Campen kwam in 1654 in conflict met het stadsbestuur, waarna Stalpaert de volledige leiding kreeg.
Het beeldhouwwerk werd gemaakt door Artus Quellinus en zijn medewerkers. Op 29 juli 1655 werd het stadhuis feestelijk ingehuldigd, maar het was toen nog niet voltooid.
Het paleis is een monumentaal gebouw, sober van versiering, maar helder van opzet, in de stijl van het Hollands classicisme. Het beeldhouwwerk mocht nergens de aandacht afleiden van het grootse geheel. De compositie van de gevel is harmonieus en voldoet aan de ideale klassieke verhoudingen. De heldere structuur van het gebouw is zo overheersend dat het fraaie beeldhouwwerk nauwelijks opvalt. Boven de middenpartij rijst een hoge koepel op, van waaruit men de aankomst van de schepen op het IJ kon zien. Opvallend is het ontbreken van een monumentale ingangspartij en het enigszins ontoegankelijke karakter van het gebouw. De officiële ingang bevindt zich aan de Nieuwezijds Voorburgwal 147.

Slide 15 - Tekstslide

Stadhuis (Paleis) op de Dam
  • Oude stadhuis
  • Bouw Nieuwe Paleis
  • Jacob Van Campen
  •  Hollands Classicisme
Op 7 juli 1652 brandde het stadhuis van Amsterdam af. De brand was hevig en maakte grote indruk op de Amsterdamse bevolking. Het Oude Stadhuis stond niet ver van de plaats van het huidige paleis, tussen Dam en de Nieuwezijds Voorburgwal. Toen de brand uitbrak was Amsterdam al bezig met de bouw van een nieuw stadspaleis. Het oude middeleeuwse stadhuis voldeed al lang niet meer voor de grote rijke handelsstad. Amsterdam had een nieuw stadhuis nodig, maar de brand kwam te vroeg. Het Paleis op de Dam kon pas in 1655 gedeeltelijk in gebruik genomen worden. 
Voor de vervanging van het bouwvallig geworden gotische stadhuis waren verschillende ontwerpen ingediend. De Vrede van Münster in 1648 bracht zo'n euforie met zich mee dat het meest ambitieuze plan werd uitgevoerd. Dit was in het midden van wat later de Gouden Eeuw werd genoemd. Het stadhuis werd gebouwd op een schaal die in Europa nog niet eerder was vertoond. Het gebouw moest de rijkdom en het aanzien van de stad Amsterdam weerspiegelen. De bouw kostte 8,5 miljoen gulden, een gigantisch bedrag in die tijd.
Hoewel de architect van het stadhuis Jacob van Campen was, werd de technische uitvoering verzorgd door stadsbouwmeester Daniël Stalpaert. Van Campen kwam in 1654 in conflict met het stadsbestuur, waarna Stalpaert de volledige leiding kreeg.
Het beeldhouwwerk werd gemaakt door Artus Quellinus en zijn medewerkers. Op 29 juli 1655 werd het stadhuis feestelijk ingehuldigd, maar het was toen nog niet voltooid.
Het paleis is een monumentaal gebouw, sober van versiering, maar helder van opzet, in de stijl van het Hollands classicisme. Het beeldhouwwerk mocht nergens de aandacht afleiden van het grootse geheel. De compositie van de gevel is harmonieus en voldoet aan de ideale klassieke verhoudingen. De heldere structuur van het gebouw is zo overheersend dat het fraaie beeldhouwwerk nauwelijks opvalt. Boven de middenpartij rijst een hoge koepel op, van waaruit men de aankomst van de schepen op het IJ kon zien. Opvallend is het ontbreken van een monumentale ingangspartij en het enigszins ontoegankelijke karakter van het gebouw. De officiële ingang bevindt zich aan de Nieuwezijds Voorburgwal 147.

Slide 16 - Tekstslide

Stadhuis (Paleis) op de Dam
  • Oude stadhuis
  • Bouw Nieuwe Paleis
  • Jacob Van Campen
  •  Hollands Classicisme
Op 7 juli 1652 brandde het stadhuis van Amsterdam af. De brand was hevig en maakte grote indruk op de Amsterdamse bevolking. Het Oude Stadhuis stond niet ver van de plaats van het huidige paleis, tussen Dam en de Nieuwezijds Voorburgwal. Toen de brand uitbrak was Amsterdam al bezig met de bouw van een nieuw stadspaleis. Het oude middeleeuwse stadhuis voldeed al lang niet meer voor de grote rijke handelsstad. Amsterdam had een nieuw stadhuis nodig, maar de brand kwam te vroeg. Het Paleis op de Dam kon pas in 1655 gedeeltelijk in gebruik genomen worden. 
Voor de vervanging van het bouwvallig geworden gotische stadhuis waren verschillende ontwerpen ingediend. De Vrede van Münster in 1648 bracht zo'n euforie met zich mee dat het meest ambitieuze plan werd uitgevoerd. Dit was in het midden van wat later de Gouden Eeuw werd genoemd. Het stadhuis werd gebouwd op een schaal die in Europa nog niet eerder was vertoond. Het gebouw moest de rijkdom en het aanzien van de stad Amsterdam weerspiegelen. De bouw kostte 8,5 miljoen gulden, een gigantisch bedrag in die tijd.
Hoewel de architect van het stadhuis Jacob van Campen was, werd de technische uitvoering verzorgd door stadsbouwmeester Daniël Stalpaert. Van Campen kwam in 1654 in conflict met het stadsbestuur, waarna Stalpaert de volledige leiding kreeg.
Het beeldhouwwerk werd gemaakt door Artus Quellinus en zijn medewerkers. Op 29 juli 1655 werd het stadhuis feestelijk ingehuldigd, maar het was toen nog niet voltooid.
Het paleis is een monumentaal gebouw, sober van versiering, maar helder van opzet, in de stijl van het Hollands classicisme. Het beeldhouwwerk mocht nergens de aandacht afleiden van het grootse geheel. De compositie van de gevel is harmonieus en voldoet aan de ideale klassieke verhoudingen. De heldere structuur van het gebouw is zo overheersend dat het fraaie beeldhouwwerk nauwelijks opvalt. Boven de middenpartij rijst een hoge koepel op, van waaruit men de aankomst van de schepen op het IJ kon zien. Opvallend is het ontbreken van een monumentale ingangspartij en het enigszins ontoegankelijke karakter van het gebouw. De officiële ingang bevindt zich aan de Nieuwezijds Voorburgwal 147.

Slide 17 - Tekstslide

Welke klassieke elementen zie je terug in het nieuwe stadhuis op de Dam?

Slide 18 - Open vraag

Vrede
Justitia (gerechtigheid
Prudentia (voorzichtigheid)

Slide 19 - Tekstslide

atlas
Vigilantia (waakzaamheid)
Temperantia (gematigheid)

Slide 20 - Tekstslide

De vier werelddelen brengen offers aan de stedenmaagd

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Slide 23 - Video

Het paleis op de dam
Het paleis van Versailles is gebouwd in de stijl van de classicistische barok. Op de afbeelding links zie je de zuidgevel, die omstreeks 1680 gereedkwam. Op de afbeelding rechts zie je de gevel van het voormalig stadhuis, nu Paleis op de Dam in Amsterdam, grotendeels gereedgekomen in 1655. Ook dit gebouw wordt gerekend tot de classicistische barok. 

Slide 24 - Tekstslide

Noem drie overeenkomsten tussen beide gevels.

Slide 25 - Open vraag

Het Paleis op de Dam is in de zeventiende eeuw gebouwd
als stadhuis en had dus een andere functie dan het paleis
in Versailles. Toch werd voor beide gebouwen de strenge
classicistische barok gekozen. Leg uit waarom voor het
Stadhuis deze stijl werd gekozen

Slide 26 - Open vraag

Versailles had de functie van paleis. Het Amsterdamse stadhuis
had destijds een publieke functie, maar kreeg toch het karakter
van een paleis.
Breng dit gegeven in verband met de economische en politieke
betekenis van Amsterdam in de zeventiende eeuw.

Slide 27 - Open vraag

De architect Jacob van Campen ontwierp ook het Mauritshuis en het huis van Constantijn Huygens. Deze architectuur wordt wel gekenschetst als‘Hollands classicisme’ of ‘classicistische barok’. Deze benaming wijst erop dat de architectuur in de Nederlanden zich in de zeventiende eeuw onderscheidt van de meer uitbundige vorm van barok die Zuid-Europa de boventoon voert.
Leg uit waarom deze meer dynamische zeventiende-eeuwse barok in de Nederlanden nagenoeg ontbreekt.

Slide 28 - Open vraag

N.a.v. deze les. Wat heb je geleerd en waarover zou je nog meer willen/moeten weten om de 17e eeuwse bouwkunst goed te begrijpen?

Slide 29 - Open vraag