Helpende gedachten quiz

• LOB
• Basisschool
• Groep 8

Helpende gedachten

Geef antwoord op de vragen.

Kies een helpende gedachte.

Wat zijn helpende gedachten?

Wat zijn niet-helpende gedachten?

Je moet naar school.
Maar je hebt je verslapen.
Wat nu?

1. Ik ben een enorme sukkel!
2. Nu kom ik zeker te laat.
3. Als ik even snel ben kom ik vast nog wel op tijd.
4. Als ik het aan de meester uitleg vindt hij het vast niet zo erg.

Ik zit in de klas.
Ik moet een moeilijke toets maken.

1. Ik ben een sukkel!
2. Ook al is het moeilijk, ik kan het aan!
3. Ik mag best een paar foutjes maken.
4. Dat gaat me nooit lukken.

Het regent.
En ik moet nog naar een vriend.

1. Ik ben een sukkel!
2. Ik doe het gewoon. Even een regenpak zoeken.
3. Het regent altijd als ik naar buiten ga.
4. Ik weet zeker dat het straks stopt met regenen. Ik bel mijn vriend dat ik iets later kom.

Ik krijg vandaag voor het eerst autorijles.

1. Ik heb het nog nooit gedaan. Dus met een beetje hulp lukt me dat wel.
2. Spannend! maar ook leuk. Het gaat vast goed.
3. Ik krijg vast een ongeluk.
4. Ik ben een sukkel!

Ik wil graag met die leuke jongen afspreken. Maar ik weet niet of hij mij aardig vindt.

1. Ik vraag het gewoon.
2. Ik ben veel te lelijk. Ik doe helemaal niks.
3. Ik ben best aardig, dus hij wil vast wel.
4. wat ben ik? een sukkel.

Mijn broer/zus heeft een veel groter kado gekregen met sinterklaas.

1. Ik ben tevreden hoor. Het kado dat ik kreeg wilde ik ook veel liever hebben.
2. Zie nou wel! Ze houden niet van me!
3. Ik ben een sukkel!
4. Ik ben tevreden. De volgende keer krijg ik vast een groter kado.

Oepsie.
Toch een onvoldoende voor dat proefwerk.

1. Dat kan gebeuren. Volgende keer beter.
2. fouten maken hoort bij het leven. Daar leer ik dan weer van.
3. School is stom en ze doen het om me te pesten.
4. Ik ben een sukkel!

Een meisje scheldt mij de hele tijd uit.

1. Nou ja! Dat is niet aardig. Ik vraag of ze stopt. Anders zoek ik hulp bij de leraar.
2. Ze kan zeggen wat ze wil, maar ik ben hartstikke leuk.
3. Ze heeft gelijk. Ik ben een sukkel.
4. Iedereen haat mij. Dat komt omdat ik ook zo lelijk ben.

Ik was 10e met de hardloopwedstrijd.

1. Als ik oefen wordt ik vast beter.
2. Ik heb ook veel te korte beentjes.
3. Ik ben een sukkel!
4. Er zullen altijd mensen beter zijn dan ik. Ik ben weer ergens anders goed in

Ik moet koken

1. Dat wordt vast heel vies.
2. Ik kan geeneens koken.
3. Ik heb er wel vertrouwen in. Ik begin met iets makkelijks
4. Ik heb goed gekeken wat ik moet doen. Dus we gaan er vast niet dood aan.

Ik heb deze Quiz ...

1. goed gemaakt! dan kunnen we nu iets naders gaan doen!
2. helemaal verpest. Ik kan ook niks.
3. beter gemaakt dan Patric, Petra en Marieke.
4. Goed gemaakt. En ik hoefde er zelfs niet voor te leren. Ik ben een kanjer!

Ik ga wat leuks doen.
Maar wat?