Week 45 Tekstverbanden en signaalwoorden: 2

Nederlands - Jolien de Kock
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOMiddelbare schoolStudiejaar 1,2,4

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands - Jolien de Kock

Slide 1 - Tekstslide

Tekstverbanden?
Signaalwoorden?

Slide 2 - Woordweb

Lesdoelen van deze les
-Je kunt in eigen woorden uitleggen op welke manier auteurs tekstverbanden gebruiken
-Je kunt drie voorbeelden van tekstverbanden/signaalwoorden geven

Slide 3 - Tekstslide

Oefening
Bedenk bij ieder tekstverband een zin met daarin een signaalwoord.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

'Mama gaat even in de groepsapp checken of jij niet vandaag maar morgen jarig bent...' Dit is een:
A
tegenstellend verband
B
vergelijkend verband
C
voorwaardelijk verband
D
toegevend verband

Slide 6 - Quizvraag

'Zij heeft geen zin meer om die opdracht te voltooien, kortom: zij wil naar huis.'
A
concluderend verband
B
tegenstellend verband
C
doel-middelverband
D
redengevend verband

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Video

'Net als kinderen in de rest van de wereld, zaten ze door corona veel thuis.' Dit is een:
A
toelichtend verband
B
opsommend verband
C
vergelijkend verband
D
doel-middelverband

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Video

'...maar hij zei dat hij geluk had gehad, ook al was het vrijdag de 13de, dat hij was gered.' Dit is een:
A
tegenstellend verband
B
toegevend verband
C
concluderend verband
D
redengevend verband

Slide 11 - Quizvraag

'Eerst gaan we eten, daarna mag je buiten spelen.' Dit is een:
A
toelichtend verband
B
opsommend verband
C
toegevend verband
D
chronologisch verband

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Video

'Dat heeft ten eerste te maken met de taal.'
Dit is een:
A
opsommend verband
B
chronologisch verband
C
voorwaardelijk verband
D
doel-middelverband

Slide 14 - Quizvraag

'Doordat de zon schijnt kan ik niet goed naar buiten kijken.' Dit is een:
A
concluderend verband
B
oorzakelijk verband
C
redengevend verband
D
chronologisch verband

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide