Thema uitscheiding

Thema uitscheiding
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Thema uitscheiding

Slide 1 - Tekstslide

Doel
Na deze les kan ik:
- de basisbegrippen bij urine en ontlasting beschrijven.
- beschrijven waarop ik moet observeren bij urine en ontlasting
beschrijven wat incontinentie is en hoe ik moet handelen bij mensen die incontinent zijn

Slide 2 - Tekstslide

Urinewegen

Urine sijpelt vanuit de verzamelbuizen via nierkelk in nierbekken.

Hier beginnen de urinewegen.

De volgende organen maken deel uit van de urinewegen:

  • Nierbekken
  • Twee urineleiders
  • Urineblaas
  • Urinebuis

Slide 3 - Tekstslide

Urine
Bestaat uit: 

- Afvalstoffen (Ureum, creatinine, urinezuur)
- Water (95%)
- Zouten
- Schadelijke stoffen

Slide 4 - Tekstslide

Observatiepunten bij urine
  • Frequentie
  • Hoeveelheid
  • Kleur
  • Helderheid
  • Geur
  • De manier waarop de cliënt urineert

Slide 5 - Tekstslide

Hoeveelheid
Per dag produceert een volwassene ongeveer 1,5 liter urine. De meeste productie om 6 uur
Afhankelijk van:
  • vochtinname
  • transpiratie of braken.

Slide 6 - Tekstslide

Kleur

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Helderheid
Urine is normaalgesproken helder, zoals appelsap.

Bij een infectie is de urine troebels en zitten er kleine stukjes of vlokjes in de urine.

Slide 9 - Tekstslide

Geur

  • Normaal ruikt de urine naar ammoniak.
  • Diabetes: zoete geur of naar aceton.
  • Bij een infectie kan de urine scherp en onaangenaam ruiken.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

verschijnselen urineweginfectie
  • steeds aandrang  om te moeten plassen
  • branderig gevoel bij plassen
  • steeds kleine beetjes plassen
  • pijnlijk gevoel in de onderbuik
  • troebele urine
  • soms verwardheid
  • verhoging of koorts

Slide 12 - Tekstslide

Thema ontlasting

Slide 13 - Tekstslide

Ontlasting
  • Kleur
  • Geur
  • Frequentie
  • Hoeveelheid
  • Samenstelling
  • Manier van defeceren
  • Spontaan verlies ontlasting

Slide 14 - Tekstslide

hoeveelheid
hangt af van wat iemand eet 

normaal tussen de 100 en 200 gram per dag

Slide 15 - Tekstslide

kleur
normaal donkerbruin
door eten of medicatie kan de kleur veranderen (bietjes)

grijs-wit;aandoening gal of lever
zwart; bloed in ontlasting of ferro ; med voor bloedarmoede
helderrood; bloeding in laatste deel van de darmen

Slide 16 - Tekstslide

geur
ruikt niet fris

maar als het heel sterk ruikt kan het wijzen op infecties in de darmen of bloed in de ontlasting

Slide 17 - Tekstslide

samenstelling
- Ongeveer 75% water
- afgeschilferd darmslijmvlies
- zouten en slijm
- bacteriën
-ongeveer 10% afvalproducten
- galkleurstof

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Wat is incontinentie

  • Is onwillekeurig verlies van urine of ontlasting
  • Incontinentie van urine komt vaker voor dan incontinentie van ontlasting
  • één op de 20 mensen lijdt aan een of ander vorm van incontinentie
  • urine-incontinentie komt niet alleen bij ouderen voor.
  • urine-incontinentie komt veel vaker voor bij vrouwen dan bij mannen

Slide 22 - Tekstslide

Urine-incontinentie = onwillekeurig verlies van urine

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

QUIZ

Slide 27 - Tekstslide

De functie van de blaas is ...
A
Filteren van urine
B
Urine vormen
C
Tijdelijk opslaan van urine
D
Voert urine af

Slide 28 - Quizvraag

De juiste volgorde van het urinewegstelsel is...
A
Nieren - Blaas - Urineleider
B
Nieren - Urineleider - Blaas
C
Urineleider - Nieren - Blaas
D
Urineleider - Blaas - Nieren

Slide 29 - Quizvraag

Normaal plas je 1 liter per dag?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 30 - Quizvraag

Bij wie kan incontinentie voorkomen?
A
Kinderen
B
Volwassenen
C
Ouderen
D
Iedereen

Slide 31 - Quizvraag

Wat betekent incontinent zijn
A
Dat je ontlasting heel hard is.
B
Dat je niet kunt plassen.
C
Dat je niet kunt plassen en ontlasten.
D
Dat je geen controle hebt over je sluitspieren

Slide 32 - Quizvraag

Je kan de opvangcapaciteit van een incobroekje vergroten
door er een extra inlegger in te doen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 33 - Quizvraag

welke stelling over incontinentie is NIET WAAR
A
Goede huidverzorging is belangrijk
B
Incontinentiemateriaal verschoon je op vaste momenten
C
het bed bescherm je met een matje
D
Goede hygiëne is belangrijk

Slide 34 - Quizvraag

Mictie is een ander woord voor ontlasting produceren
A
Juist
B
Onjuist

Slide 35 - Quizvraag

Een ander woord voor feces is?
A
Incontinentie
B
Ontlasting
C
Geelzucht
D
Urine

Slide 36 - Quizvraag

Door de kraan te laten lopen moet je plassen
A
Feit
B
Fabel

Slide 37 - Quizvraag

Bij diarree gaat er veel vocht verloren. Daarom moet je bij diarree meer vocht innemen dan normaal.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 38 - Quizvraag

Te lang je urine ophouden kan zorgen voor een blaasontsteking?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 39 - Quizvraag

Als urine ‘zoetig’ ruikt kan het wijzen op suikerziekte
A
Waar
B
Niet waar

Slide 40 - Quizvraag

aan de kleur van urine kan je zien of een zorgvrager te weinig gedronken heeft?
A
waar
B
niet waar

Slide 41 - Quizvraag

Goed laten uitplassen is een voorbeeld van een advies om urineweginfectie te voorkomen
A
waar
B
niet waar

Slide 42 - Quizvraag

Afsluiting
Vragen
Doel

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide