Fictie eindtoets hv1

Fictie

Is een verzonnen verhaal.


Soorten fictie:

  • Strip
  • Boek / gedichten
  • Film
  • Serie
  • Korte verhalen
  • Musical

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Fictie

Is een verzonnen verhaal.


Soorten fictie:

  • Strip
  • Boek / gedichten
  • Film
  • Serie
  • Korte verhalen
  • Musical

Slide 1 - Tekstslide

Fictie en non-fictie
Fictie
Verhalen die zijn geschreven om je te amuseren (vermaken) zijn fictie. Ze hebben een hoofdpersoon van wie je weet wat hij of zij denkt en voelt. Het zijn verhalen die verzonnen zijn.
Er is realistische en niet-realistische fictie.


Non-fictie
Alle teksten die zijn geschreven met een ander doel dan je te amuseren (bijvoorbeeld informeren of overtuigen) zijn non-fictie. Het zijn teksten die gaan over de werkelijkheid en waarin feiten staan.

Slide 2 - Tekstslide


Fictie of non-fictie?
A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 3 - Quizvraag


Fictie of non-fictie?
A
fictie
B
non fictie

Slide 4 - Quizvraag


Fictie of non-fictie?
A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 5 - Quizvraag


Fictie of non-fictie?
A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 6 - Quizvraag

Perspectief
Perspectief
Het perspectief ligt bij de persoon in het verhaal van wie je weet wat hij denkt en voelt. Meestal is dat de hoofdpersoon.



Wisselend perspectief
Als je van meerdere personen in een verhaal weet wat ze denken en voelen, is er sprake van een wisselend perspectief. De ene keer zit je in het hoofd van de ene persoon en de andere keer in het hoofd van de andere persoon.

Slide 7 - Tekstslide

Ik-vorm

Als een verhaal een ik-persoon heeft, is het geschreven in de ik-vorm. Je weet wat de ik-persoon denkt en voelt.

Slide 8 - Tekstslide

Hij/zij-vorm
Als er geen ik-persoon in het verhaal voorkomt, is het verhaal geschreven in de hij- of zij-vorm.

Slide 9 - Tekstslide

In een verhaal komt Hugo Kotsbos voor die vertelt over zijn avonturen op school. Kan jij je voorstellen dat hij van zijn achternaam baalt?
010

Slide 10 - Poll

Hoe goed kun jij je inleven in (hoofd)personages uit boeken/series/games?
Niet goed
Een beetje
Goed
Heel goed
TE goed (te meelevend)

Slide 11 - Poll

1

Slide 12 - Video

02:29
Kon jij je inleven tijdens dit fragment?
A
Ja
B
Een beetje
C
Nee

Slide 13 - Quizvraag

Als je veel leest kun je je beter inleven in andere mensen. Wat betekent dat?
A
dat je je kan voorstellen hoe iemand anders zich voelt
B
dat je anderen niet goed begrijpt

Slide 14 - Quizvraag

Inleven in een verhaal betekent...
A
Dat je de hoofdpersoon herkent.
B
Dat je de situaties waarin de hoofdpersoon zich bevindt, herkent.
C
Dat je meeleeft met de hoofdpersoon.
D
Dat je je kunt voorstellen hoe het is om iemand anders te zijn of hoe iemand anders zich voelt.

Slide 15 - Quizvraag

Kun je je beter inleven in de hoofdpersoon of in de bijpersoon?
A
Hoofdpersoon
B
Bijpersoon

Slide 16 - Quizvraag

 

  • Hoe het is om een personage te zijn

 

  • Hopen dat het goed gaat met een personage
Inleven
Meeleven

Slide 17 - Tekstslide

Een schrijver maakt een personage...

  • sympathiek: je gaat meeleven met een verhaalpersoon,  je gaat persoon aardig vinden

  • onsympathiek: je krijgt een hekel aan een personage

Slide 18 - Tekstslide

Inleven en meeleven
Personages roepen vaak gevoelens op bij jou als lezer.
Je vindt het ene personage irritant of juist zielig. 
Dat heeft te maken met meeleven of inleven
Inleven = je kunt je voorstellen hoe het is om een personage te zijn of om mee te maken wat hij meemaakt. 
Meeleven = je wilt graag dat het goed gaat met een personage. Je hoopt bijvoorbeeld dat hij beter wordt of niet meer wordt gepest

Slide 19 - Tekstslide

Met de hoofdpersoon kun je meeleven, omdat je weet wat hij denkt en voelt.
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Als je wilt dat het goed gaat met iemand kun je
A
inleven
B
meeleven

Slide 21 - Quizvraag