Herhalen stof unit 1 b1

Herhalen stof unit 1 b1
Deze les bespreken we het volgende:
1) personal pronouns
2)  possessive pronouns
3) The verb to be
4) a/ an
5) the verb to have got
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herhalen stof unit 1 b1
Deze les bespreken we het volgende:
1) personal pronouns
2)  possessive pronouns
3) The verb to be
4) a/ an
5) the verb to have got

Slide 1 - Tekstslide

PERSONAL PRONOUNS

Persoonlijke voornaamwoorden zeggen iets over de persoon die iets doet.

She is very sweet.
They are always late.
Why do you like him?

Slide 2 - Tekstslide

LET OP! HET ENGELSE WOORD 'I' SCHRIJF JE ALTIJD MET EEN HOOFDLETTER, OOK AL STAAT HET MIDDEN IN DE ZIN!
Dit zijn persoonlijke voornaam-
woorden die gaan over het ONDERWERP. Ze staan aan het begin van de zin.

Slide 3 - Tekstslide

Dit zijn persoonlijke voornaam-
woorden die gaan over het VOORWERP. Ze staan aan het einde van de zin.

Slide 4 - Tekstslide

personal pronouns: There is Nathan. This book is for.....
A
his
B
he
C
her
D
him

Slide 5 - Quizvraag

personal pronouns
That is not fair to .... .
A
we
B
us
C
our
D
ours

Slide 6 - Quizvraag

A personal pronoun:
... like school. (ik)


A
i
B
I
C
you
D
we

Slide 7 - Quizvraag

personal pronoun:
... is cold outside.(het)
A
He
B
We
C
She
D
It

Slide 8 - Quizvraag

personal pronouns: Our grandparents visit ...... every week.
A
me
B
ours
C
us
D
our

Slide 9 - Quizvraag

What are examples of personal pronouns?
A
I, you, mine
B
We, us, ours
C
He, she, they
D
Their, mine, you

Slide 10 - Quizvraag

personal pronoun.
Can you call _____ (hem)?

A
her
B
him
C
me
D
he

Slide 11 - Quizvraag

A personal pronoun:
... is from Curacao. (zij)
A
She
B
They
C
He
D
We

Slide 12 - Quizvraag

Possessive pronouns: gebruik
  1. This is my favorite book.
  2. The book is mine.

Wat is de vertaling van zin 1?
--> Dit is mijn favoriete boek. 

Wat is de vertaling van zin 2?
--> Het boek is van mij



Slide 13 - Tekstslide

Possessive pronouns: vorm
Possessive pronouns: bezittelijke voornaamwoorden
Je gebruikt deze om aan te geven dat iets een bezit is. 

Slide 14 - Tekstslide

Possessive pronouns
my
mijn
You are my friend
Jij bent mijn vriend
your
jouw
I like your phone
Ik vind jouw telefoon leuk
his
zijn
His sister is sweet
Zijn zus is lief
her
haar
She pets her cat
Zij aait haar kat
its
zijn of haar (van dingen en dieren)
The cat licks its tail
De kat likte zijn/haar staart
our
ons / onze
We like our school
We vinden onze school leuk
your
jullie
I hate your ringtone
Ik haat jullie ringtone
their
hun
They read their books
Zij lezen hun boeken

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

John told me about ... idea.
A
hers
B
my
C
his
D
its

Slide 17 - Quizvraag

We could write about ... trip to London.
A
their
B
us
C
mine
D
our

Slide 18 - Quizvraag

Ellen has loads of pictures. This one is also ...
A
her
B
she
C
hers
D
theirs

Slide 19 - Quizvraag

This is .... book
A
my
B
mine
C
ours
D
hers

Slide 20 - Quizvraag

Can they give us ... checklist.
A
ours
B
our
C
theirs
D
their

Slide 21 - Quizvraag

Don't touch that cake. It's...
A
their
B
theirs
C
my
D
our

Slide 22 - Quizvraag

To Be
+
short form
-
short form
?
I
am
'm
am not
'm not
am I?
you
are
're
are not
aren't
are you?
he/she/ it
is
's
is not
isn't
is he/she/it?
we/you/they
are
're
are not
aren't
are we/you/they

Slide 23 - Tekstslide

This ____ my new laptop.

Slide 24 - Open vraag

Our friends _____ (not) at home.

Slide 25 - Open vraag

____ Susan good at tennis?

Slide 26 - Open vraag

You _____ right! (short form)

Slide 27 - Open vraag

Een (A/An)
A gebruik je voor woorden die beginnen met een medeklinker:
- A woman
- A shoe
AN gebruik je voor woorden die beginnen met een klinker
- An apple
- An egg
Maar ook als een klinker klinkt als een medeklinker:
- ''u'' klinkt als ''you'' -> A university
- ''o'' klinkt als ''w'' -> A one-room apartment 
Maar ook als een medeklinker,klinkt als een klinker:
-  een stomme ''h'' -> an hour
- een afkorting -> an NBC reporter

Slide 28 - Tekstslide

a / an girl
A
a
B
an

Slide 29 - Quizvraag

a/an

... school
A
a
B
an

Slide 30 - Quizvraag

a / an?
.... university
A
a
B
an

Slide 31 - Quizvraag

a / an?
.... umbrella
A
a
B
an

Slide 32 - Quizvraag

a / an?
.... artwork
A
a
B
an

Slide 33 - Quizvraag

a/an

Insect
A
A
B
An

Slide 34 - Quizvraag

a / an

tiger
A
a
B
an

Slide 35 - Quizvraag

a / an

hour
A
a
B
an

Slide 36 - Quizvraag

a / an house
A
a
B
an

Slide 37 - Quizvraag

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

(She / to have got) many friends?
A
Have she many friends?
B
Has she many friends?
C
Does she have got many friends?
D
Has she got many friends?

Slide 43 - Quizvraag

_______ you _____ (to have got) a dog?
A
Do you have got
B
Does you have got
C
Have you got
D
Has you got

Slide 44 - Quizvraag

She ....... (to have got) a pink umbrella.
A
has got
B
have got
C
has
D
have

Slide 45 - Quizvraag

I (not / to have got) many puppies.
A
I have not got many puppies.
B
I do not have got many puppies.
C
I has not many puppies.
D
I has not got many puppies.

Slide 46 - Quizvraag

She (to have got) two siblings.
A
have
B
have got
C
has
D
has got

Slide 47 - Quizvraag

?

our cat / to have got / a fluffy paw / ?

Slide 48 - Open vraag

+

My mouse / to have got / a long tail / .

Slide 49 - Open vraag

-

Their dog / to have got / not / sharp teeth / .

Slide 50 - Open vraag