2.3 Cellen

3. Cellen
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

3. Cellen

Slide 1 - Tekstslide

startopdracht 'Cellen'
1. Neem onderstaande leerdoelen over in je zuidschrift:
- Ik weet dat een organisme bestaat uit cellen; 
- Ik kan de delen van dierlijke cellen en van plantaardige cellen beschrijven met hun functies.

2. Op je chromebook: kom in deze LessonUp! 
Sluit alle andere tabbladen. 
timer
5:00

Slide 2 - Tekstslide

planning
  1. terugblik: organen planten en dieren
  2. theorie: cellen (video, uitleg en aantekeningen)
  3. opdrachten maken (is huiswerk)
  4. afsluiting

veel quizvragen!

Slide 3 - Tekstslide

terugblik
organen dieren
organen planten

Slide 4 - Tekstslide

Hierboven zie je een torso zoals in het biologielokaal. Een aantal organen is ernaast neergelegd. Sleep de namen van de organen naar het juiste orgaan.
Nier
Longen
Lever
Luchtpijp
Dunne darm

Slide 5 - Sleepvraag

Opdracht:
Sleep de organen naar de juiste plek in de torso.

Slide 6 - Sleepvraag

Mensen en planten hebben organen, hoe noem je een groep samenwerkende organen?
A
Organen
B
Weefsel
C
Cellen
D
Orgaanstelsel

Slide 7 - Quizvraag

Organen van
de plant zijn?
A
Het blad en de nerven
B
Stengel en een kiem
C
Wortel, stengel en bladeren
D
Hoofdwortel, zijwortel en wortelharen

Slide 8 - Quizvraag

Met welk orgaan maakt de plant zijn eigen voedingsstoffen?
A
Wortel
B
Blad
C
Stengel
D
Bloem

Slide 9 - Quizvraag

Wat is GEEN functie
van wortels?
A
Reserve voedsel opslaan
B
Water en voedingsstoffen opnemen
C
Plant vast zetten in de bodem
D
Glucose maken.

Slide 10 - Quizvraag

Organisme
Weefsel
Cel
Organen
Orgaanstelsel

Slide 11 - Sleepvraag

Theorie
cellen

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Cellen
  • Cellen zijn de bouwstenen van organismen.

  • Er zijn verschillende cellen, maar de bouw is grotendeels gelijk.

  • Menselijk lichaam heeft 30 biljoen cellen.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Verschillende typen
  • Cellen kunnen allerlei vormen hebben => 
bijv. bolletje of kubus. 

Slide 16 - Tekstslide

Dierlijke cel
  • Alle dieren hebben dezelfde soort cellen => dierlijke cellen.

  • De vorm kan wel verschillen maar de onderdelen zijn hetzelfde.

Slide 17 - Tekstslide

Dierlijke cellen
  • Cytoplasma: vloeistof in de cel die bestaat uit water met opgeloste stoffen
  • Celmembraan: dun vlies om het cytoplasma (waarmee opname en afgifte van stoffen wordt geregeld)

Slide 18 - Tekstslide

Dierlijke cellen
  • Celkern: regelcentrum van de cel.

  • Kernmembraan: vliesje om kernplasma heen



Slide 19 - Tekstslide

Dierlijke cellen
  • Celmembraan: dun vliesje dat inhoud cel scheidt van omgeving
  • Cytoplasma: water met opgeloste stoffen, waarin organellen zweven
  • Celkern: organel, regelcentrum van cel, bevat DNA
  • Kernmembraan: vliesje dat kernplasma in celkern houdt

Slide 20 - Tekstslide

Plantaardige cellen
Alle organismen bestaan uit cellen. Cellen zijn de bouwstenen van een organisme. Cellen zijn erg klein. Je kunt ze alleen zien onder een microscoop. 
Cellen zijn doorzichtig. Om ze goed te kunnen zien onder een microscoop, kunnen ze worden gekleurd.

Slide 21 - Tekstslide

Plantencel
  • Een plantencel heeft naast een celmembraan ook een celwand

  • Celwand: stevig laagje buiten het celmembraan.

Slide 22 - Tekstslide

Plantencel
  • Ook de plantencel heeft celmembraan en een celkern met een kernmembraan.

  • Een plantencel heeft ook een vacuole: een blaasje 
     gevuld met water.

Slide 23 - Tekstslide

Fotosynthese


water + koolstofdioxide + licht


glucose + zuurstof


Slide 24 - Tekstslide

Plantencel
  • Bladgroenkorrels: plastiden (korrels) waar fotosynthese plaatsvindt

  • Geven ook de groene kleur aan de plant!

Slide 25 - Tekstslide

Plastiden
= korrels in het cytoplasma

  • Bladgroenkorrels => fotosynthese
  • Kleurstofkorrels => kleur
  • Zetmeelkorrels => opslag zetmeel

Slide 26 - Tekstslide

Verschillen planten en dierlijke cel

Slide 27 - Tekstslide

Is dit een dierlijke of een plantaardige cel?
A
Dierlijke
B
Plantaardige

Slide 28 - Quizvraag

Zowel dierlijke als plantaardige cellen hebben cytoplasma.

A
Waar
B
Niet waar

Slide 29 - Quizvraag

Een dierlijke cel heeft een celwand
A
Ja, altijd
B
Ja, soms
C
Nee, nooit

Slide 30 - Quizvraag

Sleep de onderdelen van de dierlijke cel naar de goede plek
Celmembraan
Celkern
Cytoplasma

Slide 31 - Sleepvraag

Celkern
Vacuole
Bladgroenkorrel
Cytoplasma
Celmembraan
Celwand

Slide 32 - Sleepvraag


Wat drijft er in het celplasma van een plantaardige cel
A
de celkern en bladgroenkorrels
B
alleen de celkern
C
alleen bladgroenkorrels
D
de celkern en bladgroenkorrels en de celwand

Slide 33 - Quizvraag


Wat is waar?
A
Cel 1: plantaardige cel Cel 2: dierlijke cel
B
Cel 1: Bacterie Cel 2: dierlijke cel
C
Cel 1: dierlijke cel Cel 2: plantaardige cel
D
Cel 1: Schimmelcel Cel 2: plantaardige cel

Slide 34 - Quizvraag

Dit zijn cellen van een .....
A
Bacterie
B
Dier
C
Plant
D
Schimmel

Slide 35 - Quizvraag

Wat is de functie van elk onderdeel van een plantencel? 
Regelt alles wat er gebeurt in de cel
maakt een plantencel stevig

Kan stoffen de cel in en uit laten gaan.
zorgt voor een sterke laag om de cel heen
Stroperige vloeistof, hierin liggen de celkern en de bladgroenkorrels
Geeft de plant zijn groene kleur en maken voedingsstoffen 
celmembraan
cytoplasma
Vacuole
celwand
bladgroenkorrels
celkern

Slide 36 - Sleepvraag

Dierlijke cel
Plantaardige cel

Slide 37 - Sleepvraag

Elk onderdeel is dubbel.
Sommige onderdelen moeten 2 keer in dezelfde geplaatst worden.
plantencel
dierlijke cel
celwand
celmembraan
celmembraan
celwand
bladgroenkorrels
bladgroenkorrels
celkern
celkern
vacuole
vacuole

Slide 38 - Sleepvraag

Slide 39 - Link

opdrachten

Slide 40 - Tekstslide

Huiswerk
Thema 2: Organen & Cellen
Basisstof 3: Cellen

  • Opdr. 1, 2, 3, 5, 6 (blz 110-112)

Slide 41 - Tekstslide


Er zijn hiernaast drie verschillen zichtbaar tussen een plantaardige en een dierlijke cel.
Door welk verschil is plantaardig voedsel moeilijker te verteren dan dierlijk voedsel?
A
Kenmerk A
B
Kenmerk B
C
Kenmerk C
D
Alledrie de kenmerken

Slide 42 - Quizvraag

Celkern
Cytoplasma
Bladgroenkorrel
Celwand
Celmembraan
Cel van een plant
Cel van een dier

Slide 43 - Sleepvraag