Aanpassingsschulden: deze schulden ontstaan als mensen er niet in slagen om hun uitgavenpatroon aan te passen aan een gedaald inkomen. Dit is vaak het geval bij ingrijpende levensgebeurtenissen die zorgen voor een plotselinge inkomensdaling, bijvoorbeeld door werkloosheid, arbeidsongeschiktheid of echtscheiding.
2. Overlevingsschulden: in deze gevallen is het inkomen te laag om alle noodzakelijke uitgaven te betalen. Deze schulden komen vooral voor bij huishoudens met een zeer gering huishoudbudget. Dergelijke schulden kunnen ontstaan wanneer de vaste lasten het maandelijkse inkomen overstijgen, bijvoorbeeld doordat de wasmachine vervangen moet worden en hier geen geld voor is. Om die wasmachine toch te kunnen aanschaffen, kiest men er bijvoorbeeld voor de machine op afbetaling te kopen, of de betaling van bepaalde vaste lasten te verzuimen. Zo ontstaan er schulden.
3. Overbestedingsschulden: dit soort schulden wordt gemaakt door huishoudens met een inkomen dat voldoende is voor de vaste lasten en huishoudelijke uitgaven, maar die bovenmatige consumeren. Het gaat dan om uitgaven die niet nodig zijn, bijvoorbeeld een nieuwe auto terwijl deze nog niet vervangen hoeft te worden.
Movisie / WAT WERKT BIJ de aanpak van armoede en schulden 53
4. Compensatieschulden: huishoudens met dergelijke schulden hebben vaak een laag inkomen. Dat inkomen is voldoende voor de noodzakelijke uitgaven, maar door onrust en ontevredenheid worden uitgaven gedaan die men zich niet kan permitteren.