§4.1 Snelheid

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

H4 beweging - §4.1 snelheid

Slide 2 - Tekstslide

4.1 en 4.2 Snelheid
Lesdoelen:
  • • Je herkent het verband tussen snelheid, afstand en tijd.
  • • Je herkent het verschil tussen constante snelheid en gemiddelde snelheid.
  • • Je berekent de afstand, (gemiddelde) snelheid of tijd met behulp van de formule voor afstand.
  • • Je rekent snelheden om van km/h naar m/s en andersom.

Slide 3 - Tekstslide

snelheid

Slide 4 - Woordweb

Snelheid
Bestaat uit Afstand en Tijd
Je deelt de afstand door de tijd (afstand/tijd)

afstand in kilometers of meters
tijd in uren of seconden
km/h of m/s

Slide 5 - Tekstslide

Gemiddelde snelheid

Totale afstand delen door totale tijd. 
Tussendoor kan je gestopt zijn.
Je hebt een maximale snelheid die groter kan zijn dan de gemiddelde snelheid.
Constante snelheid

De snelheid is op alle tijdstippen even groot.

Slide 6 - Tekstslide

constante snelheid

Slide 7 - Tekstslide

Berekeningen NaSk
  • Gegeven           (uit de tekst halen)
  • Gevraagd          (uitschrijven)
  • Berekenen        (met verhoudingstabel of formule)
  • Antwoord          (met juiste eenheid)
Dit gebruik je als je een vraag lastig vind.
Bij eenvoudige vragen gebruik je stappenplan
(formule, berekening, antwoord met juiste eenheid).

Slide 8 - Tekstslide

Eenparige beweging

Slide 9 - Tekstslide

Snelheid berekenen
s = afstand in m (of km)

v = snelheid in m/s (of km/h)

t = tijd in seconde (of uur)

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Nu zelf aan de slag (4.1 en 4.2)

HM: Maak: 1, 2, 3, 5, 6, 7, 8 en 11 uit 4.1 en leerroute B voor 4.2
M: volg leerroute B voor 4.1 en 4.2

Slide 12 - Tekstslide

Stan rijdt 130 km/h.
Hoeveel m/s is dat?
A
36 m/s
B
468 m/s
C
72 m/s
D
100 m/s

Slide 13 - Quizvraag

je rijd 30 kilometer in een half uur
je snelheid is
A
30 km/h
B
30 m/s
C
60 km/h
D
60 m/s

Slide 14 - Quizvraag

Geef twee verschillende eenheden
van snelheid

Slide 15 - Open vraag

Uit welke grootheden bestaat snelheid?

Slide 16 - Open vraag

Ik loop met een snelheid van 5 m/s. Ik loop voor 10 seconde. Welke afstand leg ik af?
A
5 meter
B
20 meter
C
50 meter
D
80 meter

Slide 17 - Quizvraag