Past simple vs Present perfect

PAST SIMPLE vs PRESENT PERFECT
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

PAST SIMPLE vs PRESENT PERFECT

Slide 1 - Tekstslide

Lesson goal:
Ik ken het verschil tussen de past simple en de present perfect 
En kan de juiste vorm van een werkwoord invullen

Slide 2 - Tekstslide

Past Simple

1.     Gebruik je om te zeggen dat iets in het verleden is gebeurd


2.    Er staat altijd een signaalwoord in die verwijst naar het
        verleden. Bijvoorbeeld: yesterday, last week, a few days ago
        etc. óf het wordt uit de context duidelijk dat de actie in het
        verleden is begonnen en ook weer is afgelopen



 

Slide 3 - Tekstslide

Past Simple 
Past Simple maak je door:
                     werkwoord + ed   OF  werkwoord + 2e rijtje

Voorbeeld:
           Yesterday I walked home.
           I woke up an hour ago. 

Slide 4 - Tekstslide

AANTEKENINGEN: 
Past Simple: is afgelopen
Signaalwoorden: lady: last ... /  ... ago / date (in 2003) / yesterday/...

 ww+ed / ww. 2e kolom
Vraagzinnen (?):                         Did…..+ hele ww.?
Ontkennende zinnen(-):            …didn’t + hele ww….
Vb. (+) It rained yesterday.    (-) It didn’t rain…         (?) Did it rain…?            
  (+) He bought it last week.     (-) He didn’t buy…       (?) Did he buy…?             

Slide 5 - Tekstslide

Present Perfect

1.     Gebruik je om te zeggen dat iets in het verleden is gebeurd
        MAAR er staat niet bij wanneer het is gebeurd.

2.    Je gebruikt het om aan te geven dat het in het verleden is
        begonnen en nu nog doorgaat (actie of resultaat).

3.     Signaalwoorden zijn : for, yet, never, ever, just, already, since
        (fynejas)

Slide 6 - Tekstslide

Present Perfect
Present Perfect maak je door:
                         have/has + werkwoord +ed/3e rijtje

Voorbeeld:
           He has worked in this factory for 5 years
           She has played tennis since she was eight years old

Slide 7 - Tekstslide

Present Perfect:
is nog bezig / wanneer is niet belangrijk
Signaalwoorden: fyne jas: (for/yet/never/ever/just/already/since) how long… 
have / has + ww+ed / ww. 3e kolom

Vraagzinnen: Have/Has …..+ ww+ed / ww. 3e kolom.?
Ontkennende zinnen: …haven’t/hasn’t + ww+ed / ww. 3e kolom
Vb. (+) I have just called him.      (?) Have you called …?  (-) I haven’t called…
 (+) He has bought them since...   (?) Has he bought…?     (-) He hasn’t bought…

Slide 8 - Tekstslide

Verschil present perfect en past simple


Wat is het verschil?
Bij de Past Simple is de actie in het verleden en nu afgelopen.
Bij de Present Perfect is de actie nog bezig of is er nu nog een link met het verleden.

Slide 9 - Tekstslide

Past Simple vs Present Perfect

Slide 10 - Tekstslide

past simple vs. present perfect

Slide 11 - Tekstslide

I ________ these boots to go hiking yesterday.
A
wear
B
wore
C
worn
D
have worn

Slide 12 - Quizvraag

This wine ________ in the cellar for 15 years. When we take it out and open it, it will taste beautiful!
A
has been
B
is
C
was been
D
was

Slide 13 - Quizvraag

The Titanic ________ in 1912.
A
sunk
B
has sank
C
sank
D
has sunk

Slide 14 - Quizvraag

We ________ this TV set since forever, and it still works!
A
have owned
B
owning
C
has owned
D
owned

Slide 15 - Quizvraag

I ________ some new shorts, but I don't think I like them. Maybe I'll take them back to the store.
A
buy
B
have buyed
C
bought
D
have bought

Slide 16 - Quizvraag

I ________ my binder yesterday, but my brother found it this morning.
A
lost
B
have lost
C
has lost
D
loose

Slide 17 - Quizvraag

Junko ________ bacon in her life! She's a true vegetarian.
A
never ate
B
has never eaten
C
ate never
D
never has eaten

Slide 18 - Quizvraag

He ________ when his girlfriend left him, but he's OK now.
A
cryed
B
cried
C
has cried
D
have cryed

Slide 19 - Quizvraag

Dolphins ________ in BC waters for millions of years, and are still common today.
BC
The waters of British Columbia (Canada)
A
has lived
B
has lifed
C
have lived
D
have lifed

Slide 20 - Quizvraag

The children ________ all the orange juice! We'll need to get some more.
A
drink
B
drank
C
have drink
D
have drunk

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Link

Slide 23 - Link

Slide 24 - Link