2KGT - H4 - Spelling leestekens

H4 - Spelling
Welkom klas 2K
  • Neem alvast je boek en schrift voor je
  • Log alvast in met je mobiele telefoon
  • Gebruik bij inloggen gewoon je eigen naam!
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H4 - Spelling
Welkom klas 2K
  • Neem alvast je boek en schrift voor je
  • Log alvast in met je mobiele telefoon
  • Gebruik bij inloggen gewoon je eigen naam!

Slide 1 - Tekstslide

Welke leestekens
ken je al?

Slide 2 - Woordweb

Doel van de les

Herhaling over het gebruik van de volgende leestekens:

  • Komma
  • Dubbele punt
  • Aanhalingstekens

Slide 3 - Tekstslide

Komma
  • Tussen twee persoonsvormen. 

      Toen ze thuis kwam, zag ze dat de kerstverlichting al brandde.

  • Delen van een opsomming zet je tussen komma's.
    In de supermarkt kocht hij: andijvie, bloemkool en een CD.
  • Na een naam of uitroep aan het begin van een zin.
    Jan, waar ga jij heen?
  • Bijstelling zet je tussen komma's.
    Janneke, het leukste meisje uit de klas, heeft nu ook de griep.

Slide 4 - Tekstslide

Dubbele punt
  • Een dubbele punt staat voor een opsomming.
De bezwaren tegen Athene in de zomer zijn: de hitte, de drukte en de smog.

  • Een dubbele punt staat voor een verklaring/ uitleg.
Ik wil van de zomer niet naar Athene: het is me daar te warm.

  • Een dubbele punt staat voor een zin die iemand gaat zeggen. 
Ik zei: 'Ik wil van de zomer niet naar Athene.'




Slide 5 - Tekstslide

Wanneer gebruik je een : (dubbele punt)?

Slide 6 - Open vraag

Aanhalingstekens

Je gebruikt aanhalingstekens als je iemands woorden letterlijk weergeeft. Dit heet ook wel een citaat. 

 

Slide 7 - Tekstslide

Leestekens bij citaten
  • Staat het citaat voorop staat, dan gebruik je geen dubbele punt. 
'Morgen ga ik naar de winkel', zei de man. 

  • Je schrijft geen komma na het citaat als het citaat eindigt met een uitroep teken of vraagteken. 
'Dat mag absoluut niet!' riep de trainer. 
'Waarom ga je morgen naar de winkel?' vroeg het meisje. 


Slide 8 - Tekstslide

Welk leesteken mist er in de zin?
Dat is morgen, zei Gerrit.
A
Dubbele punt
B
Aanhalingstekens
C
Komma
D
Uitroepteken

Slide 9 - Quizvraag

Welk leesteken mist er in de zin?
Piet zei 'Dat is niet een goede zin.'
A
Aanhalingstekens
B
Komma
C
Dubbele punt
D
Uitroepteken

Slide 10 - Quizvraag

Welk leesteken mist er in de zin?
Als je dat wilt moet je dat doen.
A
Aanhalingstekens
B
Komma
C
Dubbele punt
D
Uitroepteken

Slide 11 - Quizvraag

Nu zelf
  • Kijk je werk goed na en verbeter je fouten (spelling H4)
  • Maak huiswerk: Schrijven en formuleren H3 opdracht 1 t/m 5 (p. 97-99)
  • Oefen met digitaal lesmateriaal uit H 1-3 in het OLC




Slide 12 - Tekstslide

Terugkijken

Slide 13 - Tekstslide