Paragraaf 2 - Inleiding en slot

Paragraaf 2
De Brug
Inleiding en slot
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Paragraaf 2
De Brug
Inleiding en slot

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
Leerdoel: je weet hoe een inleiding en slot zijn opgebouwd en je kan aangeven wanneer een inleiding en slot beginnen en eindigen.
- Terugblik
- Uitleg theorie
- Opdr. 1 maken
- Opdr. 2 maken
- Opdr. 3 maken
- Opdr. 4 maken
- Uitleg theorie
- Opdr. 6 maken
- Opdr. 7 maken

Slide 2 - Tekstslide

Hoe formuleer je een onderwerp?

Slide 3 - Open vraag

Hoe formuleer je de hoofdgedachte?

Slide 4 - Open vraag

Wat is het verschil tussen een informerende en motiverende titel?

Slide 5 - Open vraag

Welke tekstdoelen zijn er?

Slide 6 - Woordweb

Uitleg theorie: inleiding
Een goede tekst bestaat uit drie delen: inleiding, middenstuk en slot. De inleiding van een tekst heeft twee functies:
  • de aandacht van het publiek trekken
  • het onderwerp van de tekst introduceren

Slide 7 - Tekstslide

Uitleg theorie: de inleiding
Manieren om de aandacht van de lezer te trekken:
  • naar een actuele gebeurtenis verwijzen: een tekst kan beginnen met iets wat nu (in de media, onder de mensen) in de belangstelling staat.
  • kort de voorgeschiedenis beschrijven: de inleiding kan kort weergeven hoe er in het verleden over het onderwerp is gedacht of hoe ermee is omgegaan. Dat maakt het publiek nieuwsgierig naar hoe het tegenwoordig zit.
  • een aantrekkelijk voorbeeld geven: een kort verhaaltje, een specifiek geval van het onderwerp van de tekst. Een bijzondere vorm is de anekdote: een kort, grappig (waargebeurd) verhaaltje.
  • het belang voor het publiek aangeven: wanneer de inhoud van de tekst van belang kan zijn voor het publiek, kan daar in de inleiding op gewezen worden.

Slide 8 - Tekstslide

Uitleg theorie: de inleiding
Een inleiding wordt ook aantrekkelijk door een sterke eerste zin. Klassieke manieren zijn:
  • een intrigerende vraag: Hoeveel keer per dag liegt u?
  • schokkende of opvallende cijfers: Een op de zeven jongens in havo 4 blijft zitten.
  • een paradox (schijnbare tegenstelling): Hoe gespecialiseerder iemand is, hoe minder hij kan. 
  • een prikkelend citaat: 'Ik denk, dus ik besta.'
  • een suggestieve of raadselachtige opsomming: negentien stripboeken, een weduwe en een jonge Engelsman. Wat hebben die met elkaar te maken?

Slide 9 - Tekstslide

Opdr. 1 maken
- Blz. 13
- Goede schrijfvaardigheidsoefening!
- Wees creatief
- In twee- of drietallen
- 5 min

Slide 10 - Tekstslide

Uitleg theorie: de inleiding
De tweede functie van de inleiding is duidelijk maken waarover de tekst gaat. Een onderwerp kan op de volgende manieren geïntroduceerd worden:
  • Er worden een of meerdere vragen gesteld.
  • Er wordt een mening (standpunt) geformuleerd.
  • Er wordt een probleem geschetst.
Zie voorbeeld op blz. 14

Slide 11 - Tekstslide

Opdr. 2 maken
- Blz. 14-15
- In tweetallen
- 5-10 min
- Daarna bespreken

Slide 12 - Tekstslide

Opdr. 3 maken
- Blz. 16
- We gaan twee fragmenten bekijken
- Neem eerst de vragen door 
- Beantwoord tijdens het kijken de vragen
- Daarna bespreken

Slide 13 - Tekstslide

Opdr. 4 maken
- Blz. 16
- In twee- of drietallen
- 5-10 min
- Daarna bespreken

Slide 14 - Tekstslide

Opdr. 5 maken
- Blz. 17-18
- Een inleiding schrijven bij een overtuigende tekst
- Kies één onderwerp
- Op je laptop
- 15 min
- Daarna uitwisselen

Slide 15 - Tekstslide

Uitleg theorie: het slot
Een tekst wordt afgerond met een slot. Het slot bevat meestal de hoofdgedachte (de conclusie). Vaak begint het slot met een signaal, zoals kortom, al met al, dus.
Naast de hoofdgedachte bevat het slot soms (een combinatie van):
  • een samenvatting
  • een afweging
  • een aansporing of aanbeveling
  • een toekomstverwachting
De manier waarop een tekst wordt afgerond wordt onder meer bepaald door het doel van de tekst en door de inleiding. 

Slide 16 - Tekstslide

Uitleg theorie: het slot
Manieren om aantrekkelijk te eindigen: 
  • een aansluiting bij het begin (de cirkel rond maken): in het slot wordt teruggekomen op (de aandachttrekker uit) de inleiding.
  • een uitsmijter (pakkende slotzin), bijvoorbeeld een retorische vraag of een citaat.
Zie voorbeeld op blz. 18

Slide 17 - Tekstslide

Opdr. 6 maken
- Blz. 18-19
- In tweetallen
- Paar minuten
- Daarna bespreken

Slide 18 - Tekstslide

Opdr. 7 maken
- Blz. 19
- We gaan een fragment bekijken
- Lees eerst de vragen door
- Tijdens het kijken, beantwoord je de vragen

Slide 19 - Tekstslide

Opdr. 8 maken
- Blz. 19 
- Schrijf een slot bij je inleiding
- Op je laptop
- 10 min
- Daarna uitwisselen

Slide 20 - Tekstslide