Hiernaast zie je een cirkeldiagram. In dit diagram staat weergegeven hoe de leerlingen naar school komen.
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2
In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
§6.1 Cirkeldiagram
Hiernaast zie je een cirkeldiagram. In dit diagram staat weergegeven hoe de leerlingen naar school komen.
Slide 1 - Tekstslide
Beelddiagram
In een beelddiagram stelt elk figuurtje een aantal voor. Dat staat altijd bij een beelddiagram vermeld.
Slide 2 - Tekstslide
Hoeveel bezoekers waren er in April?
A
6
B
60
C
500
D
3000
Slide 3 - Quizvraag
Een cirkeldiagram kun je opdelen in taartpunten. Dit noemen we sectoren.
Slide 4 - Tekstslide
Percentages en hoeken.
De percentages van alle sectoren zijn bij elkaar 100%
De hoeken van alle sectoren zijn bij elkaar 360o
100%=360o
Het totaal = 360o
Slide 5 - Tekstslide
Op de volgende slide een link naar nog meer uitleg over het cirkeldiagram.
Slide 6 - Tekstslide
https:
Slide 7 - Link
Op de volgende slide een link naar nog meer uitleg over het cirkeldiagram. Maar nu wat meer informatie dan je nodig hebt. Voor de bollebozen :).
Slide 8 - Tekstslide
www.hhofstede.nl
Slide 9 - Link
Lees de theorie op blz. 175
Ga maken opgaven 2 t/m 6.
Slide 10 - Tekstslide
Productiefactoren
Natuur:
Om een stoel te kunnen maken heb je materialen nodig, zoals hout. Met natuur bedoelen we dan ook alles wat de natuur levert, zoals grondstoffen, fossiele brandstoffen zoals olie en gas, de grond zelf, lucht, zonlicht en water.
Slide 11 - Tekstslide
Productiefactoren
Arbeid:
Als je al het materiaal verzameld hebt voor je stoel, moet je deze nog in elkaar zetten. We hebben dus arbeid nodig om de stoel daadwerkelijk te kunnen maken. Met arbeid bedoelen we zowel de lichamelijk als geestelijkeinspanning die mensen leveren bij het produceren.
Slide 12 - Tekstslide
Productiefactoren
Kapitaal:
Het hout moet gezaagd worden, het ijzer moet gesmeed worden, de onderdelen moeten vastgeschroeft worden. We hebben dus materialen/machines nodig om de stoel te maken. Met kapitaal bedoelen we dan ook gereedschappen, gebouwen, machines en voertuigen.
Slide 13 - Tekstslide
Productiefactoren
Ondernemerschap:
Het maken van een stoel kost geld. Geld wat je ook had kunnen gebruiken om op vakantie te gaan. Nu je het besteedt aan het maken van een stoel, loop je een risico. Wat als de stoel niet verkoopt? Dan ben jij je geld kwijt. Met ondernemerschap bedoelen we dan ook het risico wat je loopt om winst of verlies te maken.
Slide 14 - Tekstslide
Arbeid- of kapitaalintensief
Vroeger werd veel met de hand gemaakt, dat was dus heel arbeidsintensief. Tegenwoordig worden veel goederen voortaan met behulp van machines gemaakt.
Als er bij de productie van een product sprake is van meer handwerk dan hulp van machines, dan spreken we van arbeidsintensief. Andersom noemen we het kapitaalintensief.
Slide 15 - Tekstslide
Bij autofabriek Nedcar werken 1.500 mensen. Toch is de productie in deze autofabriek kapitaalintensief. Leg uit waarom Nedcar toch een kapitaalintensief bedrijf is.