Het wwg zijn alle werkwoorden in een zin (dus ook de pv!!)
Soms staat voor het hele werkwoord het woordje te. Dat hoort dan bij het wwg!
Mijn vader zit de krant te lezen. -> pv: zit; wwg: zit te lezen
- De hond ligt in zijn mand te slapen.
- pv: ligt
- wwg: ligt te slapen