taal, thema 7, les 16

• Taal
• Basisschool
• Groep 6

Thema 7, les 16: werkwoorden verleden tijd

1. Schrijf de stam van het gekleurde woord op

2. Schrijf de stam van het gekleurde woord op

3. Schrijf de stam van het gekleurde woord op

4. Schrijf de stam van het gekleurde woord op

5. Schrijf de stam van het gekleurde woord op

6. Schrijf de stam van het gekleurde woord op

1. Schrijf de stam van de persoonsvorm op en schrijf de uitgang erachter

2. Schrijf de stam van de persoonsvorm op en schrijf de uitgang erachter

3 . Schrijf de stam van de persoonsvorm op en schrijf de uitgang erachter (let op: er zijn 2 persoonsvormen)

4. Schrijf de stam van de persoonsvorm op en schrijf de uitgang erachter

5 . Schrijf de stam van de persoonsvorm op en schrijf de uitgang erachter (let op: er zijn 2 persoonsvormen)

6 . Schrijf de stam van de persoonsvorm op en schrijf de uitgang erachter (let op: er zijn 2 persoonsvormen)

2. Schrijf de persoonsvorm op in de verleden tijd (let op: er zijn 2 persoonsvormen)

3. Schrijf de persoonsvorm op in de verleden tijd (let op: er zijn 2 persoonsvormen)

4. Schrijf de persoonsvorm op in de verleden tijd

5. Schrijf de persoonsvorm op in de verleden tijd (let op: er zijn 2 persoonsvormen)

6. Schrijf de persoonsvorm op in de verleden tijd (let op: er zijn 2 persoonsvormen)