TA 6. thema 2 herhaling

• Taal
• Basisschool
• Groep 6

doel:

Ik leer de persoonsvorm van de zin herkennen en benoemen.

De persoonsvorm (pv) is altijd een vorm van werkwoord.

Vasco aait de hond.

De persoonsvorm (pv) zegt wat er wordt gedaan.

De juf doet voor:

Anne  voert haar konijntjes.

Voert Anne haar konijntjes?    

Juul  fietst snel naar school.

Fietst Juul snel naar school?

Zijn jullie er klaar voor?!

Een persoonsvorm is ALTIJD een werkwoord

1. waar
2. niet waar

Wat is de persoonsvorm?

Wende loopt naar school.

1. Wende
2. naar
3. loopt
4. naar school

Wat is de persoonsvorm?

Lisa poetst haar tanden.

1. Lisa
2. poetst
3. haar
4. tanden

Wat is de persoonsvorm?

De bloemen hebben roze knoppen.

1. De bloemen
2. hebben
3. roze
4. knoppen

Wat is de persoonsvorm?

Groep 6 is aan het werk.

1. Groep 6
2. is
3. aan
4. het werk

Wat is de persoonsvorm?
Vorige week speelden Julia en Lauren in het park.

Wat is de persoonsvorm?
Nienke schreef alles in haar schrift.

Wat is de persoonsvorm?
De winkel is dicht.

Wat is de persoonsvorm?
Zoë won zondag de wedstrijd.

GOED GEOEFEND!!!!