Het pizzaspel.
Leerling A is de pizzabakker
Leerlingen B, C & D bedenken wat ze op hun pizza willen.
Als ze het weten dan vraagt leerling A:
Qu'est-ce que tu voudrais/veux?
Leerling B, C, D zeggen dan omstebeurten bijvoorbeeld:
Je prends/voudrais/veux/ peux avoir 3 fromages & 2 salamis s'il vous plaît.
Controleer of de pizzabakker het correct heeft en geef punten per goede pizza.
Dan worden de rollen omgedraaid. Wie haalt de meeste punten?