Het kan zijn dat je nu vragen hebt. De kans is groot dat je vragen worden beantwoord tijdens de uitleg.
Wacht met vragen stellen tot na de uitleg. Daarna heb ik tijd om ze te beantwoorden.
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2
In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
1.4 Opbouw en indeling
Luister eerst aandachtig naar de uitleg.
Het kan zijn dat je nu vragen hebt. De kans is groot dat je vragen worden beantwoord tijdens de uitleg.
Wacht met vragen stellen tot na de uitleg. Daarna heb ik tijd om ze te beantwoorden.
Slide 1 - Tekstslide
Planning Nederlands
12 oktober: 1.4 Opbouw en indeling + vragen maken
13 oktober: 1.3 Betrouwbaarheid en bruikbaarheid + vragen maken
Herfstvakantie
26 oktober: 1.5 Feit, mening en argument + vragen maken
27 oktober: 1.6 Aantekeningen maken en samenvatten + vragen maken
Toetsweek
09 november: toets lezen en luisteren Nederlands
Slide 2 - Tekstslide
Signaalwoorden
Vandaag ga je de theorie van 1.4 Opbouw en indeling toepassen in een quiz.
Lop eerst in Op Nu Nederlands en lees dan geconcentreerd de theorie van 1.4 (10 minuten)
Daarna log je in op lessonup.com en log je in met een studentcode
Slide 3 - Tekstslide
Signaalwoorden stappenplan
Ga naar: portaalvoortalent.nl --> Ga naar de app Bundle --> Open je licentie van Nu Nederlands 3F (3e editie)
Ga naar lezen, luisteren, kijken --> 1.4 Opbouw en indeling
Lees het leerdoel en klik op --> Start
Lees eerste aandachtig de theorie.
Slide 4 - Tekstslide
Signaalwoorden stappenplan
1. Bestudeer eerst de theorie en bijlage op 1.4 Opbouw en indeling (10 minuten). Deze uitleg heb je nodig voor stap 2!
2. Ga op je computer naar lessonup.com
3. Vul rechtsboven je studentpin in:
4. Vul je eigen naam in! Voor de presentie kijk ik hier of je naam er tussen staat!
Slide 5 - Tekstslide
Signaalwoorden
In een goed opgebouwde tekst vind je logische verbanden tussen de verschillende zinnen en alinea’s. De maker kan gebruikmaken van signaalwoorden om die relaties duidelijk te maken. Wanneer je bijvoorbeeld het woord ‘maar’ of ‘echter’ tegenkomt, geeft dat het signaal dat er waarschijnlijk sprake is van een tegenstelling in de tekst.
Slide 6 - Tekstslide
Signaalwoorden
Alex had vorige week vakantie maar hij heeft toch veel gewerkt thuis.
Eerst kneed je het deeg. Daarna verwarm je de oven. Vervolgens ...
Slide 7 - Tekstslide
Verbanden en signaalwoorden
opsomming: eerst, vervolgens, ten slotte
tegenstelling: maar, echter
tijd: daarnaast, bovendien, ten eerste
oorzaak – gevolg: doordat, waardoor
toelichting: bijvoorbeeld, zo, zoals
voorwaarde: als, indien
vergelijking: in tegenstelling tot
reden/argument: omdat, daarom
doel-middel: door middel van, om te
samenvatting: kortom, samengevat, oftewel
conclusie: dus, derhalve
Slide 8 - Tekstslide
Welk signaalwoord hoort bij het tekstverband tegenstelling?
A
echter
B
ook
C
dus
D
tenzij
Slide 9 - Quizvraag
Welk signaalwoord hoort bij het tekstverband opsomming?
A
toch
B
maar
C
bovendien
D
misschien
Slide 10 - Quizvraag
Welk signaalwoord hoort bij het tekstverband tijd (chronologie)?
A
kortom
B
als gevolg van
C
samengevat
D
daarna
Slide 11 - Quizvraag
Welk signaalwoord hoort bij het tekstverband oorzakelijk?
A
daardoor
B
nadat
C
omdat
D
want
Slide 12 - Quizvraag
Welk signaalwoord hoort bij het tekstverband redengevend?
A
kortom
B
doordat
C
omdat
D
opdat
Slide 13 - Quizvraag
Welk signaalwoord hoort bij het tekstverband toelichtend?
A
verder
B
zoals
C
aan de ene kant
D
als
Slide 14 - Quizvraag
Welk signaalwoord hoort bij het tekstverband concluderend?
A
uiteindelijk
B
dus
C
daarom
D
zoals
Slide 15 - Quizvraag
Welk signaalwoord hoort bij het tekstverband voorwaardelijk?
A
bijvoorbeeld
B
bovendien
C
dan
D
tenzij
Slide 16 - Quizvraag
De krant zal op tijd bezorgd worden, mits er voldoende bezorgers zijn.
Mits is:
A
voorwaardelijk
B
tegenstellend
C
redengevend
D
concluderend
Slide 17 - Quizvraag
Doordat de verdachte zichzelf tegensprak, raakte de rechter geïrriteerd.
Doordat is:
A
redengevend
B
tegenstellend
C
oorzakelijk
D
toelichtend
Slide 18 - Quizvraag
Ik geniet graag van goede muziek. Verder ben ik een liefhebber van film
Verder is:
A
chronologisch
B
concluderend
C
redengevend
D
opsommend
Slide 19 - Quizvraag
Je hebt vijf onvoldoendes op je rapport. Je zult dus harder moeten gaan werken.
Dus is:
A
concluderend
B
tegenstellend
C
redengevend
D
oorzakelijk
Slide 20 - Quizvraag
Omdat hij zo veel kritiek kreeg, legde de minister zijn functie neer.
Omdat is:
A
oorzakelijk
B
concluderend
C
toelichtend
D
redengevend
Slide 21 - Quizvraag
Ik heb een grote verzameling voetbalshirts, zoals een shirt van FC Barcelona.
Zoals is:
A
oorzakelijk
B
concluderend
C
toelichtend
D
redengevend
Slide 22 - Quizvraag
Ik heb al mijn argumenten nu opgesomd. Al met al kun je zeggen dat ik faliekant tegen bent!
Al met al is:
A
concluderend
B
redengevend
C
oorzakelijk
D
tegenstellend
Slide 23 - Quizvraag
Maken voor het einde van de les
Ga naar Nu Nederlands
Ga naar lezen, luisteren en kijken --> 1.4 Opbouw en indeling
Lees het leerdoel en klik op --> Start
Lees eerst de theorie Maak voor het einde van de les opdracht 1 t/m 4. De opdrachten zijn voldoende bij een score van 80% of hoger. *Het maken van deze opdrachten telt mee voor je periode 1 cijfer
Slide 24 - Tekstslide
Planning Nederlands
12 oktober: 1.4 Opbouw en indeling + vragen maken
13 oktober: 1.3 Betrouwbaarheid en bruikbaarheid + vragen maken
Herfstvakantie
26 oktober: 1.5 Feit, mening en argument + vragen maken
27 oktober: 1.6 Aantekeningen maken en samenvatten + vragen maken
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.