Veiligheid thuis les 1

Veiligheid in en om het huis
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerzorgingMiddelbare schoolVoortgezet speciaal onderwijsvmbo b, k, t, havo, vwoLeerroute VBLeerroute VKLeerroute VTLeerroute H

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 135 min

Onderdelen in deze les

Veiligheid in en om het huis

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen 
Je kunt 
  • weten welke ongelukken in huis kunnen gebeuren
  • in je eigen woorden vertellen hoe je veilig schoonmaakmiddelen kunt gebruiken 

Slide 2 - Tekstslide

Welke ongelukken gebeuren er
in huis?

Slide 3 - Woordweb

Ongelukken in huis 
Oorzaken:

1. Onveilig gedrag
2. Onveilige omgeving
3. Onveilig materiaal

Slide 4 - Tekstslide

1. Onveilig gedrag
Bijvoorbeeld verkeerd omgaan met gas of elektriciteit.
Of onveilig gereedschap. 

Wist je dat  elektriciteit en water 
samen heel gevaarlijk zijn?
Dus nooit je fohn in de wasbak neerleggen! 

Slide 5 - Tekstslide




     Neem alles wat naar         boven moet gelijk               mee en laat het niet          slingeren op de trap!

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

2. Onveilige omgeving 
Bijvoorbeeld kleine kinderen in huis en 

- geen traphekje bij de trap
- geen kindersluiting op kasten 

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

3. Onveilig materiaal
Bij voorbeeld 

- onveilige elektrische apparaten 
- giftige schoonmaakmiddelen tussen de frisdrank 

Wist je dat....de meeste ongelukken in huis gebeuren???? 


Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht:



Jullie krijgen een tekening van de docent.

Zoek zoveel mogelijk gevaarlijke situaties op en omcirkel deze.

Je krijgt er 15 minuten de tijd voor

Slide 16 - Tekstslide




Ook schoonmaken heeft te maken met veiligheid in en om het huis.

Denk maar eens aan schimmels die er kunnen ontstaan als je niet goed schoonmaakt.

Veel schoonmaakmiddelen zijn gevaarlijk als je ze niet goed gebruikt.

Er staan symbolen op.

Slide 17 - Tekstslide

Gevarensymbolen op schoonmaakmiddelen 

Slide 18 - Tekstslide

Hoe voorkom je ongelukken? 
1. Lees altijd de gebruiksaanwijzing van apparaten 
2. Gebruik alleen apparaten waarvan stekker en snoer heel zijn
3. Gebruik geen elektrische apparaten bij de douche of in bad
4. Jonge kinderen in huis? Gebruik kinderbeveiligingen
5. Ga je iets repareren aan een elektrischapparaat? Is de spanning eraf? 

Slide 19 - Tekstslide

Kindveilige dop
Kindveilige sluiting

Slide 20 - Tekstslide

?

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Wat is er bij jou thuis gedaan om het huis veiliger te maken?

Slide 23 - Open vraag

Wat betekent dit symbool
A
Giftig
B
Explosief
C
Ontvlambaar
D
Bijtend

Slide 24 - Quizvraag

een stoel kun je veilig als opstapje gebruiken
A
juist
B
onjuist

Slide 25 - Quizvraag

Wat betekent dit symbool
A
Giftig
B
Explosief
C
Ontvlambaar
D
Bijtend

Slide 26 - Quizvraag

Als er geen kindersluiting op een schoonmaakmiddel zit, is het veilig voor kinderen
A
juist
B
onjuist

Slide 27 - Quizvraag

Wat betekent dit symbool
A
Giftig
B
Explosief
C
Bijtend
D
Schadelijk of irriterend

Slide 28 - Quizvraag

schoonmaakmiddelen zijn alleen gevaarlijk voor kinderen
A
juist
B
onjuist

Slide 29 - Quizvraag

Voor het beste resultaat kun je meerdere schoonmaakmiddelen bij elkaar gieten.
A
juist
B
onjuist

Slide 30 - Quizvraag

Wat betekent dit symbool
A
Giftig
B
Explosief
C
Schadelijk of irriterend
D
Bijtend

Slide 31 - Quizvraag

Kemakeur
Waar staat dit op? 
Waarom? 

Slide 32 - Tekstslide

alleen
gas
alleen
elektriciteit
elektriciteit 
en gas
kan brand veroorzaken
kan een ontploffing veroorzaken
kan een schok veroorzaken
kun je ruiken

Slide 33 - Sleepvraag

Opdracht:


Je krijgt van de docent te horen welk keukenonderdeel je gaat schoonmaken.

Slide 34 - Tekstslide

Schoonmaakregels:
1. je werkt altijd van schoon naar vuil.
2.  je begint altijd bovenaan.
3.  je begint in de verste uithoek en werkt naar het begin.
4.  knijp je spons of vaatdoekje goed uit. 

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Link

Afsluiting
  • Hoe is het gegaan? 
  • Wat ging er goed? 
  • Wat ging er minder? 
  • Hoe zou je of wij dit de volgende keer anders doen?  

Slide 37 - Tekstslide