Werkwoordspelling 1

Werkwoordspelling
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Werkwoordspelling

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
1. Lezen
Uitleg
2. Proeftoets
4. Zelfstandig werken
5. Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Doel
- Ik kan de persoosnvorm in de tegenwoordige tijd spellen.

Slide 3 - Tekstslide

Lezen

Slide 4 - Tekstslide

Werkwoordspelling

Slide 5 - Tekstslide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd snap ik?
A
ja
B
nee
C
een beetje

Slide 6 - Quizvraag

Van de tien vragen heb ik er straks ............. goed.
010

Slide 7 - Poll

(branden)
Het vuur ............................ de hele dag.

Slide 8 - Open vraag

(bidden)
De hele klas .................... voor een goed einde.

Slide 9 - Open vraag

(kaarten)
................ jij ook altijd op vakantie?

Slide 10 - Open vraag

(worden)
Ik .................... in december 12 jaar.

Slide 11 - Open vraag

(redden)
De omstanders ................ het hondje uit het water.

Slide 12 - Open vraag

(maken)
Vandaag .................. wij een taart voor de verjaardag van mijn beste vriend.

Slide 13 - Open vraag

(vinden)
Jan ................ de bloemen niet zo mooi.

Slide 14 - Open vraag

(geloven)
Mijn moeder ..................... dat ik kan leren breien.

Slide 15 - Open vraag

(hebben)
.................... jij dat wel geprobeerd?

Slide 16 - Open vraag

(kosten)
Het ................. bijna niets.

Slide 17 - Open vraag

Opdracht
Wat: heb je 0 of 1 fout. Dan ga je zelfstandig aan het werk volgens de studiewijzer. Heb je meer fout dan volg je de uitleg. 
Hoe: stil!
Hulpmiddel: je laptop
Tijd: 10 minuten
Uitkomst: werkdoelen in je map.
Klaar?: Verder met volgende week, een ander vak of lezen. 

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Slide 20 - Tekstslide

Maak: schrijf eerst het werkwoord lopen op. Dan de juiste vorm van het werkwoord. 
1. Dit hoofdstuk ..... (omvatten) alle belangrijke onderwerpen. 
2. De hoogste wolkenkrabber .... (reiken) letterlijk tot in de wolken. 
3. De komiek ..... (spotten) met vreemde zaken uit de politiek. 
4. Ik .... (reinigen) mijn gezicht als ik 's ochtends wakker word. 
5. We .... (signaleren) dat onze collega te persoonlijk betrokken raakt. 
6. De docent .... (benadrukken) dat het echt beter moet. 

Slide 21 - Tekstslide