8 jan

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Present simple
  • Werkwoord met een medeklinker + y? 
Bij he, she, it:  werkwoord + -ies

I study  >  Emma studies 

I cry  > The baby cries 

  • Werkwoord met een sis-klank? 
Bij he, she, it:  werkwoord + es

I watch  >  Sam watches 
I brush  >  He brushes 

Slide 3 - Tekstslide

Present simple
Uit je hoofd leren
Bij he, she, it:

I do  >  Sasha does
We go  >  Ben goes
They have  >  Eric has

Slide 4 - Tekstslide

I ______ (play) tennis every Sunday.

Slide 5 - Open vraag

Jack ______ (play) tennis every Thursday.

Slide 6 - Open vraag

Sarah ______ (walk) her dog every evening.

Slide 7 - Open vraag

My brother ______ (watch) Netflix every day.

Slide 8 - Open vraag

Eric never ______ (study) for his tests.

Slide 9 - Open vraag

Kate always ______ (do) her homework before dinner.

Slide 10 - Open vraag

Present simple: negations
(tegenwoordige tijd - ontkenningen)

I, you, we, they: don't + hele werkwoord
he, she, it: doesn't + hele werkwoord 
Sam houdt niet van pizza.  >    Sam doesn't love pizza.
Ze spelen geen rugby.   >    They don't play rugby.

LET OP! Bij 'doesn't' schrijf je geen -s meer achter het werkwoord!                                      


Slide 11 - Tekstslide

I ______ (not + play) tennis every Sunday.

Slide 12 - Open vraag

Jack ______ (not + play) tennis every Thursday.

Slide 13 - Open vraag

Sarah ______ (not + walk) her dog every evening.

Slide 14 - Open vraag

My brother ______ (not + watch) Netflix every day.

Slide 15 - Open vraag

Present simple: questions
(tegenwoordige tijd - vragen)

I, you, we, they: do + hele werkwoord
he, she, it: does + hele werkwoord 
Houdt Sarah van chocolade?   >    Does Sarah love chocolate?
Vinden ze katten leuk?   >    Do they like cats?

LET OP! Bij 'does' schrijf je geen -s meer achter het werkwoord!                                      


Slide 16 - Tekstslide

______ they ______ (play) tennis every Sunday?

Slide 17 - Open vraag

______ Jack ______ (play) tennis every Thursday?

Slide 18 - Open vraag

______ Sarah ______ (walk) her dog every evening?

Slide 19 - Open vraag

______ my brother ______ (watch) Netflix every day?

Slide 20 - Open vraag