Leestekens

Welkom 
Les Nederlands
Hoofdletters & Leestekens
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 1

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom 
Les Nederlands
Hoofdletters & Leestekens

Slide 1 - Tekstslide

Heb je zin in de les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Terugblik:

  • Wat hebben we de vorige les Nederlands gedaan?

  • Wat heb je toen geleerd?

  • Even checken :) 

Slide 3 - Tekstslide

Wat is de betekenis van het spreekwoord:
Je als een vis in het water voelen.
A
Je kan goed zwemmen
B
Je voelt je koud en nat
C
Je ergens helemaal goed bij voelen
D
Je niet goed voelen

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de betekenis van het spreekwoord:
Lachen als een boer met kiespijn.
A
Lachen zonder het grappig te vinden
B
Heel hard lachen
C
Lachen omdat je pijn hebt.
D
Je lacht omdat er een grapje wordt verteld.

Slide 5 - Quizvraag

DOEL:
Aan het einde van deze les:

  • Weet je wanneer je hoofdletters gebruikt.

  • Weet je wat leestekens zijn en kun je ze gebruiken in een zin. 

Slide 6 - Tekstslide

Bekijk de volgende tekst:

hallo allemaal welkom bij het onderdeel  hoofdletters en leestekens je leert wanneer je een hoofdletter moet plaatsen en wanneer je leestekens moet gebruiken zoals je ziet mist dit hele stuk hoofdletters en punten wat vind jij daarvan leest het makkelijk of leest het juist moeilijk leestekens en
hoofdletters zijn er voor om teksten makkelijker te kunnen lezen dus hoe het hier staat is natuurlijk helemaal fout maar hoe moet het dan wel wanneer plaats je een hoofdletter


Slide 7 - Tekstslide

Waarom is de tekst die je net gezien hebt fout?

Slide 8 - Woordweb

HOOFDLETTERS EN LEESTEKENS



  • Maken een tekst duidelijker en beter te lezen.


  • De lezer kan de tekst zo ook veel beter begrijpen.

Slide 9 - Tekstslide

Wanneer gebruik je
hoofdletters?

Slide 10 - Woordweb

Slide 11 - Video

HOOFDLETTERS
  • Je begint iedere zin met een hoofdletter.
  • Feestdagen
  • Merknamen &  bedrijfsnamen.


  • Namen schrijf je ook met een hoofdletter. 
  • (Uitleg volgende bladzijde).

Slide 12 - Tekstslide

Namen met een hoofdletter:
Aardrijkskundige namen:
Nederland, Almere , Flevoland, Oostvaardersplassen, de Rijn

Namen van personen en dieren:
Marieke Hermans, K. Visser, mevrouw Brand, Simone de Klein, konijn Flappie, tante Truus, Henk van Hemert

Feestdagen:
Pasen, Suikerfeest, Koningsdag 


Slide 13 - Tekstslide

Let op!
  • Géén hoofdletter bij: zon, maan en sterren. 
  • Namen van dagen, maanden en seizoenen.

  • Tussenvoegsel (zoals van, de, van der)  bij een naam = kleine letter:        
  • Pieter de Jong,  G. van der Valk, Simon van de Misse.

  • Afleidingen van feestdagen ook géén hoofdletter:                                          
  • paasei, kerstboom, kerstbal, nieuwjaarsborrel.

Slide 14 - Tekstslide

Waar zijn de hoofdletters goed gebruikt?
A
Op Maandag 3 Maart ben ik vrij!
B
Op maandag 3 Maart ben ik vrij!
C
Op maandag 3 maart ben ik vrij!
D
op maandag 3 maart ben ik Vrij!

Slide 15 - Quizvraag

Waar is de volgende naam goed geschreven?
janneke de boer

A
Janneke de Boer
B
Janneke De Boer
C
janneke de Boer
D
Janneke de boer

Slide 16 - Quizvraag

Juist of onjuist geschreven?

Pieter Van Duinrade
A
Goed
B
Fout

Slide 17 - Quizvraag

Juist of onjuist:

Het hondje Tommie.
A
Goed
B
Fout

Slide 18 - Quizvraag

Juist of onjuist:

nederland
A
Goed
B
Fout

Slide 19 - Quizvraag

Juist of onjuist:

Sinterklaas
A
Goed
B
Fout

Slide 20 - Quizvraag

Welke leestekens
ken je?

Slide 21 - Woordweb

LEESTEKENS

  • punt.
  • vraagteken?
  • uitroepteken!
  • komma,
  • dubbele punt:

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Punt.


  • Aan het einde van een zin zet je een punt, daarmee laat je zien dat de zin is afgelopen.


  • Vandaag heb ik een hockeywedstrijd.
  • Morgen ga ik logeren bij mijn vriendin.

Slide 24 - Tekstslide

Vraagteken?

  • Na een vragende zin zet je een vraagteken.


  • Tot hoe laat ben jij op school?
  • Neem jij mijn tas mee?

Slide 25 - Tekstslide

Uitroepteken!

  • Deze gebruik je aan het einde van de zin, om aan te geven dat iemand hard/luid roept.
  • Of om een bevel of waarschuwing te geven.

  • Ik ben beneden!
  • Ik heb gewonnen!
  • Kom hier!



Slide 26 - Tekstslide

Komma,
  • Je schrijft een komma om even te rusten in een zin.
  • Tijdens het hardop lezen, stop je even bij de komma.
  • Je gebruikt een komma in een opsomming.

  • Ik eet graag: Salade, pizza, koekjes en stamp.
  • Ik heb dat nog niet gedaan, omdat ik geen tijd had.


Slide 27 - Tekstslide

Dubbele punt:
  • Voor een opsomming.
  • Als aankondiging.

  • Mijn lievelingsdieren zijn: Honden, papegaaien,  beren en tijgers.
  • Ik heb een  nieuwtje: Ik ga verhuizen naar Oss!

Slide 28 - Tekstslide

Op dit leesteken eindigt een gewone zin.
Als je iets roept of een bevel geeft, eindigt je zin op dit leesteken

Een vraagzin eindigt op dit leesteken.

Slide 29 - Sleepvraag


In welke zin zijn hoofdletters en leestekens goed gebruikt?
A
Morgen ben ik jarig!
B
morgen ben ik jarig!
C
Morgen ben ik jarig?
D
Morgen ben ik, jarig.

Slide 30 - Quizvraag

Hoe schrijf ik deze zin goed?
mark en sanne gaan morgen naar berlijn
A
Mark en sanne gaan morgen naar Berlijn.
B
Mark en Sanne gaan morgen naar Berlijn.
C
Mark en Sanne gaan morgen naar berlijn.
D
mark en sanne gaan morgen naar Berlijn.

Slide 31 - Quizvraag

Bij welke opsomming zijn de leestekens goed gebruikt?
A
Mijn lievelingsdieren zijn hond, koala, cavia.
B
Mijn lievelingsdieren zijn: hond koala cavia.
C
Mijn lievelingsdieren zijn, hond: koala: cavia.
D
Mijn lievelingsdieren zijn: hond, koala, cavia.

Slide 32 - Quizvraag


In welke zin zijn hoofdletters en leestekens goed gebruikt?
A
ruim je Kamer op !
B
Ruim je Kamer op?
C
Ruim je kamer op!
D
ruim je kamer op.

Slide 33 - Quizvraag


Welke zin is goed geschreven?
A
Mijn lievelingsdier is een Hond.
B
Mijn lievelingsdier is een hond
C
Mijn lievelingsdier is een hond.
D
Mijn Lievelingsdier is een Hond?

Slide 34 - Quizvraag


Welke zin is juist?
A
Wat heb je daar Gezien.
B
Wat heb je daar gezien?
C
Wat heb je Daar gezien,
D
wat heb je daar gezien.

Slide 35 - Quizvraag

Hoe wil jij verder werken aan de doelen:
-Ik weet wanneer je hoofdletters gebruikt.
-Ik kan de leestekens gebruiken in een zin.
Opdrachten maken in Junior Einstein.
Zelfstandig of in 2-tallen werkblad maken.
Meer uitleg en samen oefenen met de juf.

Slide 36 - Poll

Wat heb je geleerd deze les?

Slide 37 - Woordweb

Hoe goed ging de les?
Heb je de doelen behaald?
😒🙁😐🙂😃

Slide 38 - Poll