Leçon 22: la date


Bonjour

THV2B
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les


Bonjour

THV2B

Slide 1 - Tekstslide

Programme 
pour la leçon 22
        Aujourd'hui (=vandaag) :
  • SO du chapitre 2 (=20 minutes)
  • Pratiquer les dialogues 2 + 3 pages 36+37
  • On commence le Chapitre 3 : dire la date en français


jeudi 2 juin

Slide 2 - Tekstslide

SO CHAPITRE 2

=> LET OP PLAATS + VOORM VAN HET BIJV. NAAMWOORD.

=> TIJD IN LETTERS!!
WEDERKERENDE WERKWOORDEN: 
  • wakker worden = se réveiller
  • zich opmaken = se maquiller
  • opstaan = se lever
  • naar bed gaan = se coucher
  • zich wassen = se laver
  • zich scheren = se raser

Slide 3 - Tekstslide

Parler
  • Dialogue 1 page 35
  • Dialogue 2 page 36
  • Dialogue 3 page 37
  • Zeg wat je echt doet!
timer
8:00

Slide 4 - Tekstslide

C'est quelle date ?
La date 

Slide 5 - Tekstslide

Welke Franse woorden ken je al die met de datum te maken hebben? (zoals dagen en maanden?)

Slide 6 - Open vraag

les jours de la semaine
Écris dans ton cahier !

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Slide 9 - Tekstslide

Les jours de la semaine

LUNDI
MARDI
MERCREDI
JEUDI
VENDREDI
SAMEDI
DIMANCHE

Slide 10 - Tekstslide

1 - De dagen

maandag      = lundi

dinsdag        = mardi

woensdag   = mercredi

donderdag  = jeudi

vrijdag           = vendredi

zaterdag       = samedi

zondag          = dimanche



Slide 11 - Tekstslide

les mois de l'année
Ecris dans ton cahier !

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Slide 14 - Tekstslide

2 - De maanden

januari       = janvier                 juli                 = juillet

februari     = février                 augustus    = août

maart         = mars                    september = septembre

april            = avril                      oktober        = octobre

mei             = mai                       november   = novembre

juni             = juin                       december   = décembre







Slide 15 - Tekstslide

janvier
mars
mai
février
avril
juin
maart
februari

april

mei
januari

juni

Slide 16 - Sleepvraag

septembre
juillet
août
novembre
décembre
octobre
juli
november

december

augustus
september
oktober

Slide 17 - Sleepvraag

3 - De datum met dag
meteen een gewoon getal, behalve bij de eerste van de maand > premier:

- lundi 22 mai

- mardi 14 avril

- dimanche 1er (premier) septembre


Slide 18 - Tekstslide

4 - De datum zonder dag
meteen een gewoon getal, behalve bij de eerste van de maand EN je zet er le voor:


- le 22 mai

- le 14 avril
- le 1er (premier) septembre

Slide 19 - Tekstslide

5 - Het woordje 'op'

Op 15 mei ga ik naar het circus.

                                     Le 15 mai, je vais au cirque.

Op vrijdag 14 juli begint de vakantie.

                                     Vendredi 14 juillet, les vacances commencent.


Het woordje op wordt in het Frans niet vertaald.



Slide 20 - Tekstslide

woensdag 19 september
A
mercredi 19 september
B
vendredi 19 septembre
C
le 19 septembre
D
mercredi 19 septembre

Slide 21 - Quizvraag

vrijdag 2 mei
A
jeudi 2 mars
B
le 2 mars
C
le 2 mai
D
vendredi 2 mai

Slide 22 - Quizvraag

op 10 februari
A
10 février
B
sur 10 février
C
dans 10 février
D
le 10 février

Slide 23 - Quizvraag

15 juni
A
15 juin
B
le 15 juin
C
15 juni
D
le 15 juni

Slide 24 - Quizvraag

Écrivez en lettres :
op 1 november

Slide 25 - Open vraag

Écrivez en lettres :
vrijdag 31 oktober

Slide 26 - Open vraag

Écrivez en lettres :
2 augustus

Slide 27 - Open vraag

les saisons

Slide 28 - Tekstslide

Les saisons
Seizoen
Vertaling
Hoe zeg je: in de ...
De herfst
L'automne
En automne
De winter
L'hiver
En hiver
De lente
Le printemps
Au printemps
De zomer
L'été
En été

Slide 29 - Tekstslide

Quels sont les mois de l'automne ?
A
décembre, janvier, février
B
mars, avril, mai
C
septembre, octobre, novembre
D
juin, juillet, août

Slide 30 - Quizvraag

Quels sont les trois mois en hiver :
décembre, ... ?

Slide 31 - Open vraag

Quels sont les trois mois en été ?

Slide 32 - Open vraag

Quel est le premier mois du printemps ?

Slide 33 - Open vraag

Quelle est ta saison préférée ? Vergeet het lidwoord niet!

Slide 34 - Open vraag

Les fêtes françaises 
Associez la description de la fête avec sa photo.
Match de beschrijving van het feest met hun foto.

Slide 35 - Tekstslide

Le 6 janvier : l'Épiphanie. On mange la galette des rois.
Le 1er avril : poisson d'avril. On accroche un poisson dans le dos des personnes pour rire.
Le 17 avril 2022 : Pâques. Les enfants cherchent des oeufs ou des animaux en chocolat dans le jardin.
Le 14 juillet : la fête nationale française. On fête la révolution avec des feux d'artifices et des défilés militaires.
Le 24 et le 25 décembre : Noël. Le 24, c'est le réveillon. On mange de la dinde et, en dessert, de la bûche de Noël. Le 25, c'est le jour des cadeaux !
Le 21 juin : la fête de la musique. Il y a des concerts dans les rues des villes et des villages français.
Le 2 février : la Chandeleur. On mange des crêpes avec du sucre, de la confiture ou du chocolat.
Le 6 décembre : la Saint Nicolas. Dans le Nord et l'Est de la France, on offre des chocolats aux enfants.

Slide 36 - Sleepvraag

Compare les célébrations en France avec ton pays.
 Identifie des similarités et des différences !
  • "Non, _________ n'existe pas dans mon pays."
  • "Oui, ________ existe dans mon pays. On..."

Slide 37 - Tekstslide

Devoirs pour mardi 7 juin:
Apprendre (=leren): 
  • Quizlet 3-3 NL=>FR + alle lijsten van chapitre 2 

Faire (=maken): 
  • Supplément, p.41-42: exercices A + B
  • D’accord > Chapitre 2 > 2.5 > 2 + 3 + 4

Slide 38 - Tekstslide