D2BTh5 B2 Het voortplantingsstelsel van een man

D2BTh5 
 B2: Het voortplantingsstelsel van een man
Info gebruikt van:
Malmberg methode Biologie en verzorging voor jou
Biologiepagina.nl
Bioplek.org
Biologieweb.nl
e.a. 
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

D2BTh5 
 B2: Het voortplantingsstelsel van een man
Info gebruikt van:
Malmberg methode Biologie en verzorging voor jou
Biologiepagina.nl
Bioplek.org
Biologieweb.nl
e.a. 

Slide 1 - Tekstslide

X
X
Schaambeen
Endeldarm
Zaadblaasje
Blaas
Urineleider
Teelbal
Bijbal
Balzak
Prostaat
Zaadleider
Eikel
Voorhuid
Urinebuis
Zwellichaam

Slide 2 - Sleepvraag

Vervoert de urine vanuit de nieren naar de (urine)blaas.
Slaat de urine tijdelijk op
Via deze buis verlaat urine het lichaam
Hier worden afvalstoffen uit het bloed gehaald.
Niermerg en nierschors
Urineleider
Urineblaas
Urinebuis

Slide 3 - Sleepvraag

Leerdoel


1. Je leert de onderdelen van het voortplantingsorgaan van de man.

2. Je leert de functies en de kenmerken van het voortplantingsorgaan van de man

3. Je leert hoe een zaadlozing plaatsvindt.




Slide 4 - Tekstslide

Opdrachten (huiswerk)
Handboek:   Lezen blz. 36 t/m 38
                         Noteer de gekleurde woorden in je schrift.

Werkboek blz. 40 t/m 42

Maak opdracht: 8 t/m 11

Slide 5 - Tekstslide

voortplantingsstelsel van een man

Slide 6 - Woordweb

Praktijk


Microscopie:  Zaadcellen van een varken

Slide 7 - Tekstslide

Wat wil je vragen over relaties en seksualiteit?  
Stop je vraag in de doos (zonder of met je naam). Elke les worden een paar vragen beantwoord.
Afspraak
Gebruik woorden die tijdens de les N&Z worden gebruikt (ze staan in het boek). 
Geen onzinvragen, dat zou jammer zijn van de tijd :)
Vragen die gesteld worden, worden gesteld met respect voor iedereen, ongeacht de seksuele voorkeur.

Slide 8 - Tekstslide

In de puberteit beginnen je voortplantingsorganen te werken.
Een jongen krijgt zijn eerste zaadlozing.
De voortplantingsorganen samen noem je het voortplantingsstelsel.

Voorplantingsstelsel 
van de man (schematisch)

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Funcies en kenmerken
Leguit en controleer!
Urinebuis: Bij een zaadlozing komt het sperma door de urine naar buiten.
De urinebuis voert ook urine af.
1
Urineblaas. Hierin wordt urine tijdelijk opgeslagen
4
Eikel. Dit is de top van de penis. Deze is erg gevoelig. Aanraken van de eikel is vaak een prikkel waardoor een man opgewonden wordt.
De eikel is bedekt met een dunne huidplooi, de voorhuid.
2
Voorhuid. Een dunne huidplooi over de eikel. 
De huid kan over de eikel worden teruggetrokken
3
Zaadblaasje. Geeft vocht af aan de zaadcellen die in de zaadleiders zitten
5

Slide 13 - Tekstslide

Funcies en kenmerken
leguit en controleer!
Teelbal: begint te werken als een jongen ongeveer 13 jaar is.
Ze liggen in de balzak.
8
Teelbal: 
Produceert elke dag miljoenen zaadcellen (spermacellen). Dit zijn de mannelijke geslachtscellen. 
8
Bijballen (liggen in de balzak)
De zaadcellen worden hier tijdelijk opgeslagen.
Balzak.
De temperatuur is iets lager dan de temperatuur in de buikholte. Dat is gunstig voor de ontwikkeling van de zaadcellen.
9
Spermacel. Deze heeft een zweepstaart waarmee hij zich kan voortbewegen. Een man kan tot op hoge leeftijd zaadcellen produceren 
Zaadleiders. Deze vervoeren de zaadcellen. 
Bij de prostaat komen ze uit in de urinebuis.
7
Prostaat. Samen met de zaadblaasjes voegt de prostaat vocht toe aan de zaadcellen. Dat vocht bevat voedingsstoffen voor de zaadcellen.
Vocht + zaadcellen = sperma
6

Slide 14 - Tekstslide

De penis
Tussen de voorhuid en de eikel kan een ontsteking ontstaan. Daarom maakt een jongen of man elke dag de voorhuid en eikel schoon. Bijvoorbeeld bij het douchen. 
De voorhuid schuift hij dan even terug zodat de eikel afgespoeld kan worden.

Soms wordt de voorhuid weggesneden, dat noem je besnijden. Vaak gebeurt dat om een godsdienstige reden, soms heeft het een hygiënische of medische reden.
Voorhuid - Besnijdenis
Oorspronkelijke reden van het woestijvolk: hygiëne (zand/infecties)

Nu:
Reden Godsdienst: Joden en moslims (verbondenheid met god)

Er wordt wisselend gedacht over besnijdenis.

Besnijdenis wordt meestal vlak na de geboorte uitgevoerd.

Slide 15 - Tekstslide

Erectie
De penis hangt meestal slap maar hij kan ook groot en stijf worden. Zo'n 'stijve' noem je een erectie. De zwellichamen in de penis vullen zich met bloed waardoor ze groter en steviger worden. Daardoor wordt de penis stevig en komt hij naar voren / omhoog.
Als de penis slap hangt zijn er verschillen te zien in grootte en dikte. Als een penis in erectie is, zijn die verschillen maar heel klein. De grootte is voor het krijgen van fijne gevoelens niet belangrijk.

Slide 16 - Tekstslide

Zaadlozing
Bij geslachtgemeenschap van een man met een vrouw, komt de penis in de vagina. Door bewegingen gaat de penis in de vagina op en neer. Daardoor wordt de eikel geprikkeld en kan een man een zaadlozing krijgen. Het sperma komt dan met schokken uit de penis in de vagina van de vrouw. 
Sperma:
Het is een kleverig vloeistof, deze bevat zaadcellen en bijvoorbeeld voedingsstoffen en is melkwit van kleur is. 
kop van de zaadcel (spermacel)
zweepstaart van de zaadcel (spermacel)

Slide 17 - Tekstslide

Zaadlozing
Een zaadlozing geeft een man een lekker gevoel. Je noemt dat klaarkomen of het krijgen van een orgasme.

Als een jongen er zelf voor zorgt dat hij klaarkomt, noem je dat zelfbevrediging of masturbatie. Hij doet dat door met de hand de huid om de penis op en neer te bewegen. Dat noem je 'aftrekken'. 
Soms ontstaat er 's nachts vanzelf een zaadlozing, dit noem je een 'natte droom'.
Gemiddeld krijgt een jongen op rond de leeftijd van 13 zijn eerste zaadlozing
Sommige jongens krijgen hun eerste zaadlozing 
als ze 11 jaar zijn, anderen als ze 18 jaar zijn.
Er zijn dus grote verschillen t.a.v. het tijdstip van de eerste zaadlozing.

Slide 18 - Tekstslide

Sperma en de zaadlozing
Sperma bestaat uit:
20 % vocht van de prostaat - 5 % zaadcellen - 70 % slijmerig vocht uit zaadblaasjes
Zaadlozing: 
Hoeveelheid: 3 à 5 mililiter sperma. 
Per mililiter sperma 60 miljoen zaadcellen dus 180 à 300 miljoen zaadcellen.
Beweging vanuit de vagina naar de eileider: de zaadcel beweegt 3 à 4 milimeter per minuut.
De kwaliteit van het zaad kan negatief beïnvloed worden door veel saunabezoek, door veel met een laptop op schoot te zitten of bijv. omdat de man ouder wordt (na het 35e  levensjaar neemt de kwaliteit af). 
's Ochtends is de kwaliteit van de zaadcellen beter dan later op de dag.

Slide 19 - Tekstslide

Waar worden zaadcellen gemaakt?
A
Teelballen
B
Bijballen

Slide 20 - Quizvraag

Voortplantingsorganen van een man, wat doet de zaadleider?
A
Slaat zaadcellen op
B
Vervoert de zaadcellen
C
Ontstaan zaadcellen
D
Voegen zaadvocht toe

Slide 21 - Quizvraag

Teelbal
Prostaat
balzak
Urinebuis
Anus
Zaadleider

Slide 22 - Sleepvraag


nr 1 en 2
A
1: urineleider 2: eikel
B
1: urinebuis 2: eikel
C
1: urineleider 2: urineblaas
D
1: urinebuis 2: voorhuid

Slide 23 - Quizvraag

Tekst
Tekst
Tekst
Te
teelbal, testis
zaadleiders
de prostaat
teelballen
zaadblaasjes
worden zaadcellen gemaakt
Opslag plaats voor zaadcellen
zorgen voor het vervoer van zaadcellen
voegt vocht toe aan de zaadcellen
voegt vocht en voedingsstoffen aan de zaadcellen toe

Slide 24 - Sleepvraag


nr 3 en 4
A
3: voorhuid 4: prostaat
B
3: eikel 4: urineblaas
C
3: eikel 4: prostaat
D
3: voorhuid 4: urineblaas

Slide 25 - Quizvraag


nr 5 en 6
A
5: prostaat 6: zaadblaasje
B
5: zaadblaasje 6: prostaat
C
5: bijbal 6:zwellichaam
D
5: zwellichaam 6: bijbal

Slide 26 - Quizvraag


nr 7 en 8
A
7: urinebuis 8: bijbal
B
7: zaadblaasleider 8: eikel
C
7: zaadleider 8: teelbal
D
7: urinebuis 8: teelbal

Slide 27 - Quizvraag


nr 6
A
voegt vocht toe aan sperma
B
verzamelplaats voor sperma
C
verzamelplaats voor urine
D
zwelt op bij opwinding

Slide 28 - Quizvraag


nr 7
A
vervoert urine
B
vervoert vocht
C
vervoert vocht met sperma
D
vervoer spermacellen

Slide 29 - Quizvraag


Bijbal
A
produceren zaadcellen
B
produceren vocht
C
produceren sperma
D
slaat zaadcellen op

Slide 30 - Quizvraag


nr 1
A
vervoert urine
B
slaat urine op
C
verzamelbuis voor spermacellen
D
vervoert vocht naar vochtblaasjes

Slide 31 - Quizvraag

Zaadcellen worden tijdelijk opgeslagen in de
A
Teelballen
B
Bijballen

Slide 32 - Quizvraag

Waaruit bestaat sperma?
A
uit zaadcellen
B
uit zaadvocht
C
uit zaadcellen en zaadvocht
D
uit zaadcellen en urine

Slide 33 - Quizvraag

Hoe groot is de penis van Nederlandse volwassen mannen gemiddeld als hij stijf is?
A
zo groot als een augurk (6 tot 10 cm.)
B
zo groot als een snack komkommer (10 tot 16 cm.)
C
zo groot als een courgette (15 tot 20 cm.)
D
zo groot als een komkommer (20 tot 25 cm.)

Slide 34 - Quizvraag

De zaadblaasjes en prostaat maken
A
Vocht
B
Urine
C
Zaadcellen
D
Eicellen

Slide 35 - Quizvraag


In de penis zitten spieren
A
Juist
B
Onjuist

Slide 36 - Quizvraag


Waardoor ontstaat er een erectie?
A
Doordat er bloed in het zwellichaam van de penis wordt gepompt
B
Doordat er sperma in het zwellichaam van de penis wordt gepompt
C
Doordat er zaadcellen in het zwellichaam van de penis wordt gepompt
D
Doordat er zaadvocht in het zwellichaam van de penis wordt gepompt

Slide 37 - Quizvraag


Met welk nummer is het deel aangegeven dat de penis in erectie brengt?
A
nummer 2
B
nummer 3
C
nummer 5
D
nummer 6

Slide 38 - Quizvraag

Wat zijn zwellichamen en wat veroorzaken ze?

Slide 39 - Open vraag

Functie teelballen

Slide 40 - Open vraag

Wat vervoert de urinebuis?

Slide 41 - Open vraag

Wat is de voorhuid en waar bevindt zich deze?

Slide 42 - Open vraag

Wat vervoert een zaadleider?

Slide 43 - Open vraag

Functie bijballen

Slide 44 - Open vraag

Functie prostaat

Slide 45 - Open vraag

Wat is masturberen?

Slide 46 - Open vraag

Waaruit bestaat sperma?

Slide 47 - Open vraag

zaadcellen - spermacellen
Wat zijn dat?

Slide 48 - Open vraag

3 manieren waardoor een zaadlozing kan ontstaan

Slide 49 - Open vraag

Leerdoel


1. Je weet en kunt uitleggen wat  de onderdelen van het voortplantingsorgaan 
   van de man zijn

2. Je weet en kunt uitleggen wat de functies en de kenmerken van het 
    voortplantingsorgaan van de man zijn

3. Je weet en kunt uitleggen hoe een zaadlozing plaatsvindt.




Slide 50 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?

Slide 51 - Woordweb

Wat vind je nog lastig?
Hoe ga je dat aanpakken?

Slide 52 - Woordweb