Lezen 2.3 Leesvaardigheid achteruit door chatten

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Via welk social media platform communiceer je het meest?

Slide 2 - Open vraag

Tekst over chatten en leesvaardigheid van jongeren
1. we bekijken de tekst: oriëntatie
2. lees de tekst en omcirkel de moeilijke woorden
3. we bespreken de moeilijke woorden

In de tekst komt een aantal (moeilijke) woorden voor. We oefenen met de betekenis op de dia's hierna.
--> link naar de tekst op de volgende dia

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Link

Woordenschat
complexe (teksten)
complex: andere betekenis?

verbanden leggen 
per definitie
de mate 

keerzijde






Slide 5 - Tekstslide

Wat is een andere term voor complex? OF zoek een afbeelding van een complex.

Slide 6 - Open vraag

Welk woord betekent hetzelfde?

Het is niet zo dat leerlingen die veel chatten, PER DEFINITIE slechte lezers zijn
A
altijd
B
soms
C
vaak

Slide 7 - Quizvraag

trend
trend

Slide 8 - Tekstslide

Wat is de KEERZIJDE van de stijging van het aantal elektrische auto's?

Slide 9 - Open vraag

Lesdoel

Je herkent signaalwoorden en je ontdekt verbanden in een tekst

Slide 10 - Tekstslide

Tekst over Leesvaardigheid en chatten

  • link naar de tekst op de volgende dia
  • bovenaan de online tekst een filmpje van 4:23 min.
  • tekst ook in Word-document (One Drive--> Lezen 2.3)

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Link

Uitleg
Signaalwoorden geven aan wat voor verbanden er zijn:
  • binnen zinnen
  • tussen verschillende zinnen
  • tussen alinea’s

Verbanden en signaalwoorden helpen bij het doorgronden en begrijpen van een tekst.


Slide 13 - Tekstslide

Tekstverbanden en signaalwoorden (blz. 201)
* reden: daarom, omdat, derhalve, aangezien, namelijk
* tegenstelling: maar, echter, desondanks, hoewel, toch
* conclusie: dus, hieruit volgt, kortom
* oorzaak-gevolg: daardoor, als gevolg van, waardoor, zodat
* opsomming: eerst, vervolgens, bovendien, daarna, ten slotte, ook
* voorbeeld: zo, zoals, onder andere, bijvoorbeeld, dat wil zeggen
* doel-middel: om te, opdat, door middel van, daarmee, om, waarmee
* voorwaarde: als, indien, wanneer, mits, tenzij

Slide 14 - Tekstslide

Tijdens het lezen
  • tekstindeling
  • tekstsoort en tekstdoel
  • wat is de aanleiding geweest van dit artikel?
  • deelonderwerpen
  • onderwerp en hoofdgedachte
  • signaalwoorden en tekstverbanden
  • woordenschat

Slide 15 - Tekstslide

Na het lezen
1. Wat wordt bedoeld met complexere teksten?
2. Wat wordt bedoeld met verbanden leggen?
3. Wat wordt bedoeld met oppervlakkig lezen?
4. Wat zijn volgens de onderzoeker belangrijke verschillen tussen chatberichten en teksten?
5. Waardoor is volgens de onderzoeker aangetoond dat chatten en leesgedrag samenhangen?
6. Wat is volgens de onderzoeker een oplossing?

Slide 16 - Tekstslide

Even delen (einde les)
  • denk 1 minuur na over wat je deze les hebt geleerd
  • ga allemaal staan
  • ik kies 1 student die noemt 1 ding dat hij/zij geleerd heeft
  • die student gaat zitten en wijst de volgende student aan, die wat over zijn leeropbrengst vertelt
  • dubbele leeropbrengsten mogen niet

Slide 17 - Tekstslide

Check


Je kunt signaalwoorden herkennen

Je kunt het tekstverband benoemen

Slide 18 - Tekstslide