2024 afsluiting spelling

Zoek de fout
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Zoek de fout

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

(worden) ... je straks gebeld over je stage?
A
Word
B
Wordt

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is niet goed gespeld?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zij (joggen) iedere ochtend voor zij naar school gaat.
A
joggt
B
joggd
C
jogt
D
jogd

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is niet goed gespeld?

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In welke zin is de persoonsvorm goed gespeld?
A
Tante Joke verstaptte zich tijdens het traplopen.
B
Joris deelde mijn mening niet.
C
Anne promoote haar zelfgemaakte cupcakes.
D
Ik vergrote mijn kans op het kampioenschap.

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies



Zoek de fout

Slide 7 - Tekstslide

Goed of fout?
Het gaat hier om de voltooide tijd.
- ingepakt: goed (want je hoort de 't' in: ingepakte; of gebruik 't ex-Kofschip: de 'k' zit erin) 
- bezorgt: fout! (je hoort een 'd' in bezorgde; of kijk naar 't ex-Kofschip: daar zit de 'g' niet in.)

(Let op: 'bezorgt' is wel goed in de tegenwoordige tijd! Hij bezorgt het pakje.)
Bij het coachgesprek vorige week ___ de docent haar student met de beroerde resultaten van de afgelopen periode.
A
confronteren
B
confronteerde
C
confronteerdde
D
confronteert

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke zin is het voltooid deelwoord goed gespeld?
A
Het hout in de kachel is volledig opgebrand.
B
Het hout in de kachel is volledig opgebrandt.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Afgelopen weken ... we veel tijd aan werkwoordspelling.
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het ... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurdde
C
gebeurdt
D
gebeurt

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De docent ... ons onder andere op het gebruik van de juiste werkwoordspelling.
A
beoordeeld
B
beoordeelt

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf op: voltooid deelwoord van verhuizen

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf op: voltooid deelwoord van stofzuigen

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf op: verleden tijd van degraderen.
De club....

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf op: verleden tijd van sporten.
Hij .....

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vervoeg het werkwoord tussen haakjes op de juiste manier: De behoefte om een sigaret te roken ... (verminderen) met een nicotinepleister.

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Medische termen.
Noteer het juiste woord bij de omschrijving.
vergiftiging

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Medische termen.
Noteer het juiste woord bij de omschrijving.
plotseling beginnende longontsteking

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Medische termen.
Bij een intramusculaire injectie wordt de vloeistof direct in de spier .... (injecteren)

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Medische termen.
De arts spuit een vloeistof in de spataderen.
Dit noemen we .....

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De nieuwe film van Tarantino wordt door de pers ... (bejubelen).
A
bejubelt
B
bejubeld

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Met subcutaan wordt bedoeld:
A
onderhuis
B
onderdehuids
C
onderhuids
D
zonderhuids

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord is goed geschreven?
A
chronish
B
chronosich
C
chronisch
D
cronisch

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord is goed geschreven?
A
verassing
B
verrassing

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord is goed geschreven?
Overstrekken van een gewricht =
A
hyper extensie
B
hyperextensie

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Allergisch voor gluten (zit in graansoorten), noemen wij
A
coeliakie
B
coelieki
C
ceuliaki
D
coelieaki

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies