Als deze reacties met dezelfde snelheid verlopen, ontstaat er een chemisch evenwicht
Slide 2 - Tekstslide
Chemisch evenwicht
Voorbeeld
Eerst begint H2O met CO te reageren (s1, rode lijn)
Nadat er H2 en CO2 ontstaat reageert dat ook weer terug (s2, blauwe lijn)
Na een tijdje zijn de snelheden even groot
Insteltijd is de tijd tussen begin van reactie en evenwicht (t1)
Slide 3 - Tekstslide
Chemisch evenwicht
Homogeen evenwicht: als alle reagerende stoffen in dezelfde fase zitten
Heterogeen evenwicht: als alle reagerende in verschillende fasen aanwezig zijn.
Is dit een homogeen of heterogeen evenwicht?
Slide 4 - Tekstslide
Rekenen aan chemische evenwichten (gebruik BOE-schema)
Maak gebruik van een omzettingstabel. Kijken naar de algemene reactie A + B ⇄ C + D in een reactievat van 1,0 dm3:
Beginnen met 2 mol A en 1 mol B
Er is 0,75 mol A omgezet.
Wat zijn alle concentraties
aan het eind?
[A]
[B]
[C]
[D]
B =t0
O =
omgezet
E = tev
Slide 5 - Tekstslide
Rekenen aan chemische evenwichten
Beginwaarden invullen: [A] = 2, [B] = 1. Er is nog geen C of D ontstaan, dus die zijn beide 0
[A]
[B]
[C]
[D]
B
2
1
0
0
O
E
Slide 6 - Tekstslide
Rekenen aan chemische evenwichten
Er is 0,75 mol A omgezet, dus er verdwijnt 0,75: -0,75.
De molverhouding tussen A en B is 1:1, dus er verdwijnt net zoveel.
Molverhouding tussen A, C en D is 1:1:1, dus er ontstaat ook 0,75
[A]
[B]
[C]
[D]
B
2
1
0
0
O
-0,75
-0,75
+0,75
+0,75
E
Slide 7 - Tekstslide
Rekenen aan chemische evenwichten
Wat er aanwezig is bij evenwicht is het verschil tussen wat er was bij t0 en hoeveel er is omgezet.
Let op hoe groot het reactievat is! Als het reactievat bijvoorbeeld 5 liter, moet je niet vergeten om de hoeveelheid mol te delen door 5 liter voor de concentratie
[A]
[B]
[C]
[D]
B
2
1
0
0
O
-0,75
-0,75
+0,75
+0,75
E
1,25
0,25
0,75
0,75
Slide 8 - Tekstslide
Chemisch evenwicht
Reacties kunnen omkeerbaar zijn
Beginstoffen -> reactieproducten
Reactieproducten -> beginstoffen
Noem je evenwichtsreacties
Als deze reacties met dezelfde snelheid verlopen, ontstaat er een chemisch evenwicht
Slide 9 - Tekstslide
Chemisch evenwicht
In experiment 1 is er 1 mol NO2. Bij evenwicht is er 0,80 mol N2O4 en 0,40 mol NO2
In experiment 2 is er 2 mol NO2. Bij evenwicht is er 0,80 mol N2O4 en 0,40 mol NO2
Slide 10 - Tekstslide
Chemisch evenwicht
Ze leiden allebei tot dezelfde evenwichtstoestand, ondanks een andere beginsituatie
Ligging van het evenwicht is gelijk
Slide 11 - Tekstslide
Chemisch evenwicht
Hier is de molverhouding gebruikt tussen N2O4 en NO2 = 1 : 2
Als er 0,20 mol N2O4 verdwijnt, dan ontstaat er 2x zoveel: 0,40 mol NO2
Slide 12 - Tekstslide
Chemisch evenwicht
NO2 daalt 2x zo snel als die van N2O4, omdat er twee moleculen NO2 ontstaan uit 1 molecuul N2O4
Slide 13 - Tekstslide
Concentratiebreuk en evenwichtsvoorwaarde
Van elke evenwichtsreactie kan je een concentratiebreuk opstellen,
met 3 regels:
Concentraties van reactieproducten staan in de teller en van beginstoffen staan in de noemer
Het coëfficiënt in de reactievergelijking wordt het exponent bij die behorende concentratie
Er staan geen vaste of vloeibare stoffen in. Alleen maar gassen of opgeloste stoffen.
Slide 14 - Tekstslide
Concentratiebreuk N2O4 en NO2
N2O4 ⇄ 2 NO2
Evenwichtsvoorwaarde:
Reactieproduct in de teller, beginstof in de noemer
Coëfficiënt bij NO2 is nu het exponent.
Zijn beide gassen, dus beide in de concentratiebreuk
Slide 15 - Tekstslide
Concentratiebreuk N2O4 en NO2
Op het moment dat het evenwicht zich heeft ingesteld, veranderen de concentraties niet meer
De concentratiebreuk verandert dan dus ook niet en zal een constante waarde hebben
Deze constante waarde is K, de evenwichtsconstante
Slide 16 - Tekstslide
Evenwichtsvoorwaarde N2O4 en NO2
Als K gelijk is aan de concentratiebreuk is er evenwicht
K hangt niet af van de druk, volume en beginconcentraties
K hangt wel af van de temperatuur. In Binas tabel 51 staan verschillende evenwichtsvoorwaarden
Slide 17 - Tekstslide
Rekenen aan chemische evenwichten met K
Voorbeeldreactie: H2O (g) + CO (g) ⇄ H2 (g) + CO2 (g)
Onder bepaalde omstandigheden geldt: K = 0,75
0,50 mol H2O en 0,50 mol CO wordt in een vat van 1,0 dm3 gedaan
Wat is [H2] bij evenwicht?
[H2O]
[CO]
[H2]
[CO2]
t0
omg.
tev
Slide 18 - Tekstslide
Rekenen aan chemische evenwichten met K
0,50 mol H2O en 0,50 mol CO wordt in een vat van 1,0 dm3 gedaan
Dus bij t0 0,50 bij H2O en 0,50 bij CO. Er is nog geen H2 of CO2
[H2O]
[CO]
[H2]
[CO2]
t0
0,50
0,50
0
0
omg.
tev
Slide 19 - Tekstslide
Rekenen aan chemische evenwichten met K
Er is niet bekend hoeveel er wordt omgezet, alleen maar wat de evenwichtsconstante is. Er wordt wel iets omgezet, namelijk (het onbekende) deel x. Er verdwijnt x H2O en x CO en er ontstaat x H2 en x CO2
[H2O]
[CO]
[H2]
[CO2]
t0
0,50
0,50
0
0
omg.
-x
-x
+x
+x
tev
Slide 20 - Tekstslide
Rekenen aan chemische evenwichten met K
Bij evenwicht is er het verschil tussen hoeveelheid bij t0 en wat er omgezet is.
[H2O]
[CO]
[H2]
[CO2]
t0
0,50
0,50
0
0
omg.
-x
-x
+x
+x
tev
0,50-x
0,50-x
x
x
Slide 21 - Tekstslide
Rekenen aan chemische evenwichten met K
Evenwichtsvoorwaarde voor de reactievergelijking.
Je kan nu de waarden bij tev invullen in de breuk
[H2O]
[CO]
[H2]
[CO2]
t0
0,50
0,50
0
0
omg.
-x
-x
+x
+x
tev
0,50-x
0,50-x
x
x
Slide 22 - Tekstslide
Rekenen aan chemische evenwichten met K
De hele breuk moet gelijk zijn aan 0,75 (info uit de vraag)
Note: (0,50-x)2 omdat [H2O] en [CO] hetzelfde is
[H2O]
[CO]
[H2]
[CO2]
t0
0,50
0,50
0
0
omg.
-x
-x
+x
+x
tev
0,50-x
0,50-x
x
x
Slide 23 - Tekstslide
Rekenen aan chemische evenwichten met K
0,75 (0,50-x)2 = x2
Slide 24 - Tekstslide
Rekenen aan chemische evenwichten met K
0,75 (0,50-x)2 = x2
0,75 (0,50-x)(0,50-x) = x2
Slide 25 - Tekstslide
Rekenen aan chemische evenwichten met K
0,75 (0,50-x)2 = x2
0,75 (0,50-x)(0,50-x) = x2
0,75 (0,25 - x + x2) = x2
Slide 26 - Tekstslide
Rekenen aan chemische evenwichten met K
0,75 (0,50-x)2 = x2
0,75 (0,50-x)(0,50-x) = x2
0,75 (0,25 - x + x2) = x2
0,1875 - 0,75x + 0,75x2 = x2
Slide 27 - Tekstslide
Rekenen aan chemische evenwichten met K
0,75 (0,50-x)2 = x2
0,75 (0,50-x)(0,50-x) = x2
0,75 (0,25 - x + x2) = x2
0,1875 - 0,75x + 0,75x2 = x2
0,25x2 + 0,75x - 0,1875 = 0
Slide 28 - Tekstslide
Wiskundig intermezzo: de abc-formule
Voor rekenen met evenwichtsvoorwaarde is de abc-formule nodig
Gebruik je bij ax2 + bx + c = 0
Komen (bijna altijd) 2 waarden voor x uit: bij wiskunde gebruik je allebei, bij scheikunde gebruik je alleen degene die kan (positief)
Onze vergelijking:
0,25x2 + 0,75x - 0,1875 = 0
Slide 29 - Tekstslide
Rekenen aan chemische evenwichten met K
0,75 (0,50-x)2 = x2
0,75 (0,50-x)(0,50-x) = x2
0,75 (0,25 - x + x2) = x2
0,1875 - 0,75x + 0,75x2 = x2
0,25x2 + 0,75x - 0,1875 = 0
abc-formule oplossen met a= 0,25; b= 0,75; c= -0,1875
x = 0,23
Slide 30 - Tekstslide
Evenwichtsvoorwaarde bij heterogeen evenwicht
Slide 31 - Tekstslide
Verdelingsevenwicht
Jood in water (aq) en wasbenzine (wb) verdeelt zich over het water en wasbenzine in bepaalde verhouding: I2 (aq) ⇄ I2 (wb)
Geen chemisch evenwicht, want er is geen reactie, maar wel een dynamisch evenwicht
Slide 32 - Tekstslide
Oplosevenwicht
Slecht oplosbare zouten zijn in evenwicht met de opgeloste ionen en de vaste stof op de bodem
Je kan met de Ks berekenen hoeveel zout er oplost in een slecht oplosbaar zout