3 april 2022

 le 3 avril 2022
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
FMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

 le 3 avril 2022

Slide 1 - Tekstslide

le 3 avril 2022

- se présenter
- planning
- le petit prince
- chapitre 3: subjonctif

Slide 2 - Tekstslide

Planning
- hfd 3 + 4
- leesvaardigheid
- KLT
- spreekvaardigheid
- literatuur

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Le petit prince
17 april: lezing Erik van Muiswinkel over Le petit prince.
11.45 of 13.15 uur in auditorium (kiezen via forms)

Slide 5 - Tekstslide

hfd 3
Grammaire: 
- subjonctif
- verbes: courir, découvrir, -ir, boire, connaître, devoir, recevoir, vivre
- pronom personnel

Slide 6 - Tekstslide

Les temps des verbes
- présent - je parle
- imparfait - je parlais
- passé composé - j'ai parlé
- futur - je parlerai
- futur du passé/conditionnel - je parlerais
- subjonctif - que je parle
(- passé simple - je parlai)

Slide 7 - Tekstslide

L'explication du subjonctif

Slide 8 - Tekstslide

In het Nederlands noemen we deze tijd de aanvoegende wijs. 
voorbeelden:
       > Lang leve de koning!
       > Het ga je goed!
       > Het zij zo.
       > Men neme 250 gram bloem.


Slide 9 - Tekstslide

In het Frans: 
     Hoofdzin                  que               bijzin
 

1. wil of wens   
2. noodzaak
3. gevoel                                                   subjonctif
4. twijfel
5. (on)mogelijkheid

Slide 10 - Tekstslide

Exemples
1. Werkwoorden die een wil of wens uitdrukken in de HZ:





Je voudrais que tu fasses tes devoirs maintenant.
Mes parents préfèrent que je sois rentré à minuit.

Slide 11 - Tekstslide

2. Werkwoorden die noodzaak uitdrukken in de HZ:





Il faut que tu partes tout de suite.
Il est nécessaire que tu finisses avant midi.
Il est indispensable que tu viennes à ma fête.

Slide 12 - Tekstslide

3. Werkwoorden die een gevoel uitdrukken in de HZ:




C'est dommage que tu n'aies pas de frères et soeurs.
Je suis contente que tu sois venue!
J'ai peur qu'il prenne trop de sucre.
Je m'étonne qu'il ne soit pas là.

Slide 13 - Tekstslide

4. Werkwoorden die twijfel uitdrukken in de HZ:






Je suis sûr qu'il viendra. | Je ne suis pas sûr qu'il vienne.
Il est peu probable que tu sois accepté à ces études.
Crois-tu que tu ailles avoir le bac?

Slide 14 - Tekstslide

5. Werkwoorden die een (on)mogelijkheid uitdrukken in de HZ:



Il est possible que je prenne le bus ce soir.
Il se peut que nous finissions avant 4 heures.

Slide 15 - Tekstslide

De subjonctif wordt ook gebruikt na een  aantal voegwoorden:

avant que  (voordat) : Maquille-toi avant que tu sortes.
bien que  (hoewel): Je pars à vélo, bien que je sache qu'il pleuvra.
quoique (hoewel)
jusqu'à ce que (totdat): Reste ici jusqu'à ce que je revienne.
pour que (opdat)
afin que (opdat)
sans que (zonder dat)
pourvu que (op voorwaarde dat, mits)
à condition que (op voorwaarde dat, mits)
à moins que (tenzij)

Slide 16 - Tekstslide

Je gebruikt nooit een subjonctif na :
espérer
J'espère que tu as bien dormi.
J'espère que tu dormiras bien.

Je crois que je viendrai à ta fête.
Je pense que je vais être en retard.

alle andere voegwoorden:
Il est venu après que je suis parti.
etc.


Slide 17 - Tekstslide

Hoe maak je de subjonctif?
regelmatige ww op -er 
stap 1: nous-vorm présent
stap 2: Haal -ons eraf
stap 3: Zet achter de stam die je over houdt
-e
-es
-e
-ions
-iez
-ent 

Slide 18 - Tekstslide



Kijk voor vormen van de subjonctif van de regelmatige werkwoorden in de Manuel

Slide 19 - Tekstslide

De subjonctif van onregelmatige werkwoorden:
Leer ze uit de Manuel:

être : sois - sois - soit - soyons - soyez - soient
avoir: aie - aies - ait - ayons - ayez - aient
aller: aille - ailles - aille - allions - alliez - aillent
faire: fasse - fasses - fasse - fassions - fassiez - fassent
prendre: prenne - prennes - prenne - prenions - preniez - prennent
pouvoir: puisse - puisses - puisse - puissions - puissiez - puissent
vouloir: veuille - veuilles - veuille - voulions - vouliez - veuillent

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Les devoirs
Les devoirs: leren vocabulaire hfd 3 F-N, maken oef. 11EFG (blz. 103-104), invullen werkwoorden courir + couvrir

Slide 22 - Tekstslide