present continuous versus present simple

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2,3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

The present continuous
In deze les gaan we uitleggen wat de present continuous is, hoe je hem maakt en wanneer je hem gebruikt!
Succes ammel!!!!

Slide 2 - Tekstslide

present continuous
Kijk wat deze mensen aan het doen zijn:
  
They are dancing. He is cycling. He is cooking.

Deze mensen zijn op dit moment allemaal iets aan het doen. Als je wilt praten over iets dat nu aan de gang is, gebruik je daarvoor de present continuous’, Het wordt ook wel de -ing-vorm  genoemd.

Slide 3 - Tekstslide

present continuous
Hoe maak je de present continuous?
am-is-are + werkwoord+ing

- I am working.
- She is singing. - We are dancing
Je kunt in deze zinnen ook de verkorte vorm gebruiken:

- I’m working. - She’s singing. - We’re dancing.

Slide 4 - Tekstslide

He .......... dancing now.
A
am
B
are
C
is
D
be

Slide 5 - Quizvraag

we ........ singing at the moment.

Slide 6 - Open vraag

Slide 7 - Video

Maak de twee volgende zinnen af:
He (to talk)......
They (to speak)......

Slide 8 - Open vraag

Schrijf heel de zin op!
We / do / an exercise / now.

Slide 9 - Open vraag

Schrijf heel de zin op!
They / listen / to the teacher.

Slide 10 - Open vraag

Sam and Sarah / play.

Slide 11 - Open vraag

I / play football / at the moment

Slide 12 - Open vraag

present continuous
Je hebt nu geoefend op de present continuous. 


We gaan nu verder met de present simple

Slide 13 - Tekstslide

Ik snap ut
A
yes
B
no
C
a bit

Slide 14 - Quizvraag

present simple
Wanneer gebruik je de present simple?
We gebruiken de present simple als we het hebben over:

- feiten,-->This book has a red color. (feit) 
- gewoonten,       -->Bart always bites his nails. (gewoonten) 
-dingendie we met regelmaat doen.
-->
These kids often play with each other. (regelmatigheid) 

Vaak staan er in een zin signaalwoorden. Dat zijn woorden die het signaal afgeven dat de zin in de present simple, oftewel in de tegenwoordige tijd staat, bijvoorbeeld: always, never, frequently, often, sometimes, seldom, on Saturdays, in the weekend, during the week.

Slide 15 - Tekstslide

present simple
Zoals je hier ziet, voegen we een -s toe als je een werkwoord gebruikt in de 3e persoon enkelvoud: He swims, My sister plays hockey, My brother loves his son. Je kunt dit onthouden met de shit-regel. In het woord shit zit namelijk She, He en IT, alles binnen de 3e persoon enkelvoud:

- she --> she swims fast.
- he --> he swims fast.
- it --> it swims fast.

Slide 16 - Tekstslide

present simple
Uitzondering 1: werkwoorden die eindigen op een sisklank of to do / to go
Na een sisklank krijg je dus  -es. Voor de rest is de vervoeging helemaal hetzelfde als de standaardregel;

to wash (wassen)  she washes
to miss (missen) he misses
to go (gaan)  it goes
to do (doen)  he does

Slide 17 - Tekstslide

present simple
Uitzondering 2: Werkwoorden die eindigen op -y
Werkwoorden die eindigen op -y voorafgegaan door een medeklinker vormen de 3de persoon enkelvoud met -ies:

to fly(vliegen) I fly he flies
to cry (huilen) I cry she cries

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

She .....(to work) in Spain.

Slide 20 - Open vraag

We ................. to Italy every year.
A
flies
B
flie
C
fly
D
flew

Slide 21 - Quizvraag

Maurice always ..... (to paint) the walls at school.

Slide 22 - Open vraag

She .......(to go) to her bff every day.

Slide 23 - Open vraag

Mary (to cry) ............ every time she sees me.

Slide 24 - Open vraag

Slide 25 - Tekstslide

ik snap het verschil tussen present
simple en present continuous
A
yes
B
no
C
a bit

Slide 26 - Quizvraag