Les 1: Voeding 2021

Les 1 
 Voedingsmiddelen en voedingsstoffen
Je doet alleen LessonUP --  Je gebruikt je boek NIET!  --  Je WERKBOEK 2A wel 
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Les 1 
 Voedingsmiddelen en voedingsstoffen
Je doet alleen LessonUP --  Je gebruikt je boek NIET!  --  Je WERKBOEK 2A wel 

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
1. Ik kan uitleggen wat voedingsmiddelen zijn
2. Ik kan uitleggen welke 2 soorten voedingsmiddelen er zijn
3. Ik kan vertellen welke functies voedingsvezels hebben
4. Ik kan vertellen wat er op een etiket staat
5. Ik kan vertellen welke 6 voedingsstoffen er zijn
6. Ik kan vertellen welke functie elke voedingsstof heeft
7. Ik kan samenwerken en een stokbrood-hapje maken (oven)
8. Ik kan uitleggen hoe een bruine boterham een witte boterham kan zijn!

Slide 2 - Tekstslide

Tapas: Stokbrood-hapje maken. Groepsopdracht 4-tal
1. Zoek / Maak met je groep een recept
    Maak een ingrediëntenlijst
    Maak een bereidingswijze en noteer
    wie wat doet. Inleveren bij de docent.
2. Je mag ook een ingrediënt
     van thuis meenemen.
3. Geen afspraken, is NIET koken!
4. Opruimen allemaal! HELP elkaar! 
Voorwaarden:
- Max. 20 min in de oven op 180 gr
- voorbereidingstijd max. 10 min.
- afspraken wie wat doet

Aanwezige ingrediënten per groep
- 1 afbakstokbrood
- tomaat, (rode) ui , courgette, knoflook
- strooikaas (vraag evt. roomkaas)
- basilicum... (vraag om andere kruiden)
- olie, zeezout
- salami? Doe een (goedkoop) verzoek


Slide 3 - Tekstslide

Voorbeeld: Basis stokbrood
Ingrediënten: 1 stokbrood- 2 teentjes knoflook  - 3 el olijfolie   - peper/zout
  • Oven op 200 graden (of zie verpakking) 
  • Stokbrood afbakken (5 min of zie verpakking) en iets laten afkoelen
  • Snij het stokbrood in dunne plakken
  • De stokbrood plakken 1 minuut onder de gril
  1.  Knoflook pellen: Wrijf de plakken stokbrood hiermee in
  2. Bestrijk de plakken met wat olijfolie 
  3. Strooi er wat peper en zout over
  4. Beleg met wat je samen hebt voorbereid

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht: Wat eet jij? 
Doe dit zo snel mogelijk! Maken in je NZ-schrift
Noteer van 3 dagen ALLES wat je eet / drinkt. De docent legt uit.
Goed bijhouden want het is de basis van een opdracht die je later inlevert.
Neem de tabel over in je schrift en vul DEZE WEEK in!
Gewone dag
Gewone dag
Bijzondere dag
maak veel meer vakken!
Let op: Als je bijv. pizza eet dan noteer je de losse ingrediënten
                                               (voedingsmiddelen).

Slide 5 - Tekstslide

Dit is een voorbeeld.

Jij maakt je eigen lijst.

Slide 6 - Tekstslide

Plantaardig of dierlijk
Alles wat je eet en drinkt zijn voedingsmiddelen. 
Voedingsmiddelen die van planten komen 
zijn plantaardige voedingsmiddelen. Je eet meestal niet een hele plant, maar een deel ervan (wortels, bladeren, stengels, vruchten of zaden). 

Als voedingsmiddelen van dieren komen, noem je ze dierlijke voedingsmiddelen.  
Als je vlees eet, eet je een deel van een dier. 
Je kunt ook een product van een dier eten. Bijvoorbeeld ei of melk. Van melk worden zuivelproducten gemaakt die ook dierlijk zijn: yoghurt, kaas, boter. 
Van mais kun je bijvoorbeeld popcorn maken.

Slide 7 - Tekstslide

Plantaardig 
in plaats van dierlijk
Er zijn ook plantaardige producten die je kunt gebruiken in plaats van boter en melk, zoals halvarine en sojadrink (zie afbeelding 2). Sojadrink wordt gemaakt van sojabonen (peulvruchten). Halvarine wordt gemaakt van plantaardige olie, bijvoorbeeld van de olie uit zonnebloempitten of olijven.

Voedingsmiddelen  zijn alle producten die men eet of drinkt

Slide 8 - Tekstslide

Voedingsvezels
Dit is een verzamelnaam voor stoffen van planten die je lichaam niet kan verteren.

Voedingsvezels helpen bij de darmwerking en zorgen voor verzadigd (= vol) gevoel
Voedingsvezels zitten in: groente, fruit, aardappel, volkoren brood, peulvruchten, noten, ontbijtgranen. 

Slide 9 - Tekstslide

Het etiket
Op een etiket van een voedingsmiddel staat informatie.
Je kunt erop aflezen welke voedingsstoffen in het voedingsmiddel aanwezig zijn en hoeveel energie ze leveren.

Voedingsvezels behoren niet tot de voedingsstoffen. Ze zijn wel heel belangrijk want ze helpen bij de vertering van voedsel.
Ze stimuleren de darmwerking en geven een vol-gevoel

Slide 10 - Tekstslide

Voedingsstoffen
Voedingsmiddelen bevatten voedingsstoffen. 

Het zijn bruikbare delen van een voedingsmiddel die belangrijk zijn voor het lichaam.


Hiernaast zie je de 6 voedingsstoffen.
Noteer ze in je schrift en leer ze.
Onthoud ook welke voedingsmiddelen erbij horen.
Maak een mindmap/tekstschema: 'voedingsstoffen'

Later ga je de functies toevoegen en andere belangrijke informatie. Gebruik daarom een heel A4!
Noteer in je schrift!
Noteer in je schrift!

Slide 11 - Tekstslide

Voedingsstoffen


Voedingsstoffen zijn de bruikbare bestanddelen uit voedingsmiddelen.

Je lichaam heeft voedingsstoffen nodig om zichzelf in leven te kunnen houden.

Voedingsvezels behoren niet tot de voedingsstoffen. Ze  belangrijk bij de vertering van voedsel, ze stimuleren de darmwerking en geven een vol-gevoel
Noteer in je schrift!

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Voedingsstoffen hebben functies:

1. Brandstof   
In elke cel van je lichaam vindt verbranding plaats. Daarvoor is brandstof nodig. Die brandstof levert energie voor bijv. de organen (zodat ze kunnen werken). Brandstof is ook nodig om je lichaam op temperatuur te houden en voor groei, ontwikkeling en herstel van je lichaam. Dat kost allemaal energie.
2. Reservestof
Deze worden opgeslagen onder je 
huid maar ook rond je organen.
Ze zijn later te gebruiken als 
brandstof of bouwstof



3. Bouwstof                   
Voor de groei en ontwikkeling van je lichaam en voor herstel van het lichaam. Nieuwe cellen en weefsels kunnen worden gemaakt. Denk maar eens aan een snee in je vinger.

4. Beschermende stof  
Deze zorgen ervoor dat alle processen in je lichaam goed verlopen. Daardoor word je bijvoorbeeld niet ziek.
Maak een mindmap/schema:
'Functies voedingsstoffen'
zet erbij wat elke functie inhoud.
Je hebt ze niet direct nodig
Je hebt ze nodig om gezond te blijven

Slide 14 - Tekstslide

Dierlijk
Plantaardig
Voedingsmiddellen
Hierop worden 
voedingsstoffen vermeld

Slide 15 - Sleepvraag

In je schrift noteren

en daarna
leren

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Koolhydraten
Koolhydraten zijn suikers en zetmeel . 
Zetmeel  wordt tijdens het verteringsproces verteerd (in stukjes wordt 'geknipt'), dan ontstaat GLUCOSE.  Ook suiker wordt omgezet in glucose. Glucose is brandstof. 
Alle cellen in het lichaam hebben glucose (brandstof) nodig omdat ze hard aan het werk zijn om het lichaam goed te laten werken. 
Glucose kan worden omgezet (bewaard) in de lever of de spieren. Je noemt het dan  glycogeen. Als het lichaam te weinig glucose heeft, komt het vrij vanuit de spieren  /  lever.

Koolhydraten leveren vooral brandstof, ze zijn belangrijk om optimaal te kunnen bewegen, denken en bijv. je te kunnen concentreren.  Als je meer binnenkrijgt, dan je gebruikt, worden koolhydraten omgezet in vet.


Vooral Brandstof
Reservestof
Bouwstof 
In aardappelen, zaden en graanproducten zit veel zetmeel, in jam en vruchtensap zit veel suiker. 
Dierlijke voedingsmiddelen bevatten meestal weinig koolhydraten.

Slide 18 - Tekstslide

Vetten
De belangrijkste functie: Brandstof. Als je teveel vet binnenkrijgt, slaat je lichaam het op als reservestof onder je huid.  Bijv. onder je huid (onderhuidse vetlaag) of rond je organen. Er zijn 2 belangrijke soorten vetten: 

Verzadigd vet = Verkeerd vet. Het zit in veel dierlijke producten, in koek, gebak en snacks.

Onverzadigd vet = Oké vet = goed vet. 
Het zit in bijv.  margarine, olijfolie, vis en noten.





Brandstof
Reservestof
Bouwstof

Slide 19 - Tekstslide

Eiwitten
Het  zijn de belangrijkste bouwstoffen voor je lichaam. Voor de vorming van cytoplasma in een cel en de opbouw van spieren is bijvoorbeeld veel eiwit nodig. Ze zijn nodig voor de groei dus kinderen en pubers hebben het  zeker nodig.
Zijn belangrijk voor de opbouw,
het onderhoud en reparatie van onze lichaamsweefsels. 
Bijvoorbeeld voor de huid, organen en spieren.
                             Eieren, vlees, zuivel, vis en zaden.
Bouwstof
Brandstof

Een teveel aan eiwit in je voeding wordt gebruikt 
als brandstof of het wordt omgezet in vet en dan opgeslagen als reservestof.
.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Vitaminen
Ze zorgen voor een goede stofwisseling. Als je er te weinig van binnenkrijgt, word je ziek! 

Belangrijke vitaminen zijn bijv.
A: Om goed te zien en je huid
D: Kalk voor je botten. D zit in vette vis en
    je lichaam maakt D aan m.b.v. zonlicht.
C en K zijn ook belangrijk. 

Vitaminen worden niet verteerd. Ze kunnen direct worden opgenomen door het lichaam.
Bouwstof
Beschermende stof
Maar ook als je te veel vitaminen binnenkrijgt, kun je ziek worden. Als je normaal en gezond eet, krijg je voldoende vitaminen binnen. Het is dan niet nodig om vitaminepillen te gebruiken.

Slide 22 - Tekstslide

Mineralen
(zouten)
Ze zijn onmisbaar voor een goede gezondheid en normale groei en ontwikkeling. Je hebt verschillende mineralen nodig. Van allemaal een klein beetje per dag. In gezonde voeding zit voldoende. Voor de opbouw van botten bijv. calcium. 

Mineralen worden niet verteerd.
Ze kunnen direct worden opgenomen in het bloed, door het lichaam. 

Voorbeelden van mineralen zijn: Zink, ijzer, calcium (kalk),magnesium, natrium.

Het zijn ook beschermende stoffen: Nodig om gezond te blijven.


Bouwstof
Beschermende stof

Slide 23 - Tekstslide

Bevat geen calorieën.
Water voorziet je lichaam van vocht. Ook andere organismen bestaan voor het grootste deel uit water.

Het is een hele belangrijke bouwstof voor het lichaam.

Bloed bestaat voor een groot deel uit water. In dat water zijn veel belangrijke stoffen opgelost. Via het bloed worden de, in het water opgeloste stoffen, naar alle cellen van je lichaam vervoerd.  
  

Dranken, fruit en sommige groenten bevatten veel water.




Bouwstof
Water

Slide 24 - Tekstslide

Noteren om te leren
eiwitten             : voedingsstoffen die vooral dienen als bouwstoffen en brandstoffen
koolhydraten  : voedingsstoffen die vooral dienen als brandstoffen, maar ook dienen als
                                bouwstoffen en reservestoffen
vetten                 : voedingsstoffen die vooral dienen als brandstoffen, maar ook dienen als
                                bouwstoffen en reservestoffen
water                  : voedingsstof die vooral dient als bouwstof
mineralen         : voedingsstoffen die vooral dienen als bouwstoffen en beschermende
                                 stoffen
vitaminen          : voedingsstoffen die vooral dienen als bouwstoffen en beschermende
                                stoffen

Slide 25 - Tekstslide

Water
Dit schema is een opdracht in je werkboek (je mag het ook in je NZ schrift maken)
Voedingsmiddelen
....................................
________________________________________________________________________________________
...............................
...............................
...............................
...............................
Bouwstoffen
...................................
...................................
Beschermende stoffen
...............................
...............................
...............................
koolhydraten
...............................
...............................
...............................
...............................
...............................
................................................. 

Slide 26 - Tekstslide

Opdrachten
Gebruik deze les (LessonUP les 1 Voeding 2021)
Maak de opdrachten in je werkboek 2A:
Vanaf blz. 48
 Opdracht:  1, 3 t/m 5

Kijk na en verbeter met een andere kleur..... Magister:
Antwoorden:  bronnen, gedeelde documenten NZ - kies thema

Slide 27 - Tekstslide

Herhaling
Extra uitleg

Slide 28 - Tekstslide

Leren en daarna de oefenvragen maken 
Leer welke voedingsstoffen er zijn
Leer de functies van de voedingsstoffen
Leer wat voedingsvezels zijn
Weet welke voedingsstoffen in welke voedingsmiddelen  zitten


Maak daarna de vragen

Slide 29 - Tekstslide

Water
Controleer of jouw vertakkingsschema goed is

Slide 30 - Tekstslide

Voedingstoffen

Voedingsmiddelen bevatten voedingsstoffen. Het zijn bruikbare delen van een voedingsmiddel die belangrijk zijn voor het lichaam.

Voedingsstoffen zijn:

  • Bouwstoffen
  • Brandstoffen
  • Reservestoffen
  • Beschermende stoffen
Belangrijke bouwstof voor het lichaam.
Nodig voor de groei (kinderen / pubers).
Kunnen ook als brandstof gebruikt worden.
Worden NIET als reservestof opgeslagen
Belangrijkste functie: Levert brandstof. Is ook bouwstof en reservestof.
Bijvoorbeeld: Zetmeel en suikers (glucose = brandstof).
In bijv. aardappelen en spaghetti

Belangrijkste functie: Levert brandstof. Is ook bouwstof.
Teveel wordt opgeslagen in je lichaam, bijv. onder je huid (dikkere onderhuise vetlaag). Het kan ook worden opgeslagen rond je organen.

Mineralen zijn zouten. Belangrijk als bouwstof. Ze zijn ook een beschermende stof. Bijv.: ijzer, kalk (voor de opbouw van je botten) en zout (Teveel zout is ongezond - het zit in heel veel voedingsmiddelen).

Vitaminen: Belangrijk als bouwstof en beschermende stof.
Te weinig?==> Ziek!  Maar van teveel kun je ook ziek worden. 
Voorbeelden van vitaminen: A (zien), C, D en K (om bijv. kalk uit je voeding op te nemen. M.b.v. zonlicht kan het lichaam Vit D maken.
Water is een belangrijke bouwstof. Het lichaam bestaat voor ong. 60 % uit water. Het vervoert stoffen in je lichaam. Die stoffen worden opgelost in water. Je bloed bestaat vooral uit water. Er zit ook water in fruit en sommige groenten (bijv. komkommer, kool, spinazie)
Vertel wat je weet en controleer

Slide 31 - Tekstslide

Dit wist jij niet (niet verplicht)
en
dat
is 
wel 
heel
raar
?

Slide 32 - Tekstslide

Is meergranenbrood eigenlijk witbrood?
Is bruin brood gezonder dan wit brood?
De bakkers 'bakken het wel erg bruin'!

WEET WAT JE EET! - Bekijk het filmpje!

Wat vind jij hiervan? Welk brood eten jullie thuis? 
Bespreek thuis wat jij nu weet over brood

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video

Slide 35 - Video

Hoe zit dat met de koolhydraten/zetmeel/glucose?

Slide 36 - Tekstslide

Extra opdracht:
Energy-drank  
(voldoende verplicht)

Onderzoek wat de gevolgen zijn van het drinken van Energy-dranken.

1. Leg uit wat de vele gevolgen zijn.

In Nederland is er op dit moment discussie over of deze dranken verboden moeten worden voor kinderen jonger dan 18 jaar.
2. Leg uit wat jij vindt: geef argumenten.

3. Maak een slogan voor de regering.
 
4. Ontwerp een opdruk op een blikje
     energy-drank met waarschuwingen
     (anders dan de slogan).
nr. 3 en nr. 4 samen op een A3 papier
Leg het blad horizontaal neer.
Maak links opdr. 3 en rechts opdr. 4

Slide 37 - Tekstslide