In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Welcome
Slide 1 - Tekstslide
Toetsweek
Uitleg grammar unit 3 +4
socrative oefentoets
Planning
Slide 2 - Tekstslide
Wat komt er in de toets?
If / when
Some / any
Shall/will
Past simple + onregelmatige werkwoorden
Schrijfopdracht
Leestekst
Slide 3 - Tekstslide
If / When
IF
Je geruikt if om aan te geven dat als er aan een bepaalde voorwaarde wordt voldaan, er dan een bepaald gevolg is. Het betekent als, mits, op voorwaarde dat en of
If I win the lottery, I will buy a boat.
When
Je gebruikt when voor situaties waarvan je zeker bent dat ze zullen gaan gebeuren. Het betekent wanneer of toen.
When I get home, I won't do anything anymore.
Slide 4 - Tekstslide
...... she came home I was watching TV.
A
When
B
If
Slide 5 - Quizvraag
........he arrives on time, he can join us.
A
When
B
If
Slide 6 - Quizvraag
...... I am older I will move to Spain.
A
When
B
If
Slide 7 - Quizvraag
................it rains we can't go outside.
A
When
B
If
Slide 8 - Quizvraag
Shall / will
Je gebruikt will:
- om te voorspellen dat iets gaat gebeuren
- om aan te bieden iets te doen.
Will+ hele werkwoord
I will carry that for you.
Will + not = won't - He won't help us.
Bij vragen met I/ We gebruik je shall.
Shall I help you with that?
Shall we go out tonight?
maar: Will you do that for me please?
Slide 9 - Tekstslide
He ............. be working that week. He'll be on vacation.
A
will
B
won't
C
shall
Slide 10 - Quizvraag
Sarah..................help us. She is so kind.
A
will
B
won't
C
shall
Slide 11 - Quizvraag
They ...........help us. They are too busy.
A
will
B
won't
C
shall
Slide 12 - Quizvraag
Tommy ...... come over tonight. Do we have snacks?
A
will
B
won't
C
shall
Slide 13 - Quizvraag
....... I help you with your homework?
A
will
B
won't
C
shall
Slide 14 - Quizvraag
........... they be on time?
A
will
B
won't
C
shall
Slide 15 - Quizvraag
Verleden tijd - Past simple
Regelmatige werkwoorden eindigen in de verleden tijd op -ed
I worked hard yesterday.
She walked to schoollast week.
He married her two years ago(y - ied)
Onregelmatige werkwoorden - 2e rijtje (deze werkwoorden moet je uit je hoofd leren)
Slide 16 - Tekstslide
did / didn't
Als je vragen moet maken in de verleden tijd gebruik je did.
Als je een ontkenning moet maken gebruik je didn't.
I walked to school yesterday.
Did I walk to school yesterday?
I didn't walk to school yesterday.
Let op! Je werkwoord mag dan niet meer in de verleden tijd staan!
Slide 17 - Tekstslide
My brother (cry) all night.
Slide 18 - Open vraag
He (change) his phone number last month.
Slide 19 - Open vraag
Maak een vraagzin : You remembered my birthday.
A
Did you remembered my birthday?
B
Didn't you remembered my birthday?
C
Did you remember my birthday?
D
Didn't you remember my birthday?
Slide 20 - Quizvraag
She walked to school.
A
Did she walked to school?
B
Did she walk to school?
C
Didn't she walk to school?
D
Didn't she walked to school?
Slide 21 - Quizvraag
Verleden tijd van (go) (onregelmatige werkwoord)
A
goed
B
going
C
went
D
gone
Slide 22 - Quizvraag
Bij regelmatige werkwoorden komt er ........ achter het werkwoord.
A
ed
B
de
C
end
D
ing
Slide 23 - Quizvraag
Wat is de verleden tijd van to be (onregelmatig)
A
was
B
was/were
C
were
D
been
Slide 24 - Quizvraag
some / someone/ somewhere / something
Bevestigende zinnen.
Als je weet dat het antwoord ja is.
I have some sweets in my bag.
Do you want someone to help you?
I want to go somewhere far away.
Do you want to eat something nice?
any / anyone / anywhere/ anything
Als er (not) in de zin staat.
Als je weet dat het antwoord nee is.
I don't have any friends.
I can't find anyone at home.
I can't find my phone anywhere.
Do you want anything else after dinner?
Slide 25 - Tekstslide
There is ____ fruit, but there isn't _____ bread.
A
some, some
B
some, any
C
any, some
D
any, any
Slide 26 - Quizvraag
Is there _____ sugar? I can’t see _____ .
A
any, any
B
some, some
C
some, any
D
any, some
Slide 27 - Quizvraag
Use some/any Is there _____ sugar? I can’t see _____ .
A
any, any
B
some, some
C
some, any
D
any, some
Slide 28 - Quizvraag
Wat past het beste in de zin?
They didn't do ..... to help the victim. Kies uit: some - any - something - anything - anybody - someone - anyone - somewhere - anywhere
Slide 29 - Open vraag
Have you got .... idea where my keys are?
Kies uit: some - any - something - anything - somebody - anybody - someone - anyone - somewhere - anywhere
Slide 30 - Open vraag
Meavi is .... in the schoolbuilding.
Kies uit: some - any - something - anything - anybody - someone - anyone - somewhere - anywhere
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.