ABR7 07.01.2025

• Anders
• MBO
• Studiejaar 1

Welkom!

07.01.2025

Planning

• Terugblik 
• 7.11
• 7.12

Terugblik

• Bespreken opdr. 94/95 

7.11

• Luister naar de tekst van opdr. 97 

7.11

Blauwe woorden + voorbeeldzinnen:

de operatie: Mariam krijgt een operatie aan haar knie.

de balie: Als je naar het gemeentehuis gaat, moet je je eerst melden bij de balie. 

Ander woord: receptie

blond/blonde: Mensen uit Scandinavië hebben vaak blond haar. 

dun: Mijn buurvrouw is heel ziek geweest. Ze is nu heel dun. 

de spijkerbroek: Ik draag graag spijkerbroeken van Levi's. 

7.11

de liefde: Op Valentijnsdag wordt de liefde gevierd. 

vrolijk: Volgens mij is Laila altijd vrolijk. Ze lacht altijd. 

Ander woord: blij

grappig: Ik moet altijd lachen om mijn broer. Hij is erg grappig. 

negatief: Waarom klaag je altijd? Je doet zo negatief. 

lelijk/lelijke: Ik draag nooit blauwe kleren. Ik vind het een lelijke kleur.

herinner me (zich herinneren): Ik herinner me dat ik vandaag een afspraak heb. Ik was het bijna vergeten. 

7.11

het geduld: Als Eveline moet wachten, heeft ze altijd veel geduld. Ze blijft rustig. 

positief: Gamze heeft in de vakantie veel Nederlands gesproken. Dat is positief. 

Ander woord: goed

de gegevens: Als je een formulier invult, dan moet je je gegevens opschrijven. 

Ander woord: (persoonlijke) informatie, data

7.11

• Luister nog een keer naar de tekst
• Beantwoord opdracht 98
• Luister nog een keer naar de tekst
• Beantwoord opdracht 99
• Bespreken 

7.11

• Maak zelfstandig opdr. 101, 102 + 104
• Bespreek je antwoorden met je medecursist
• Klassikaal bespreken

7.11

• Samen luisteren: opdr. 103
• Bespreken
• Klassikaal: opdr. 105

7.12

• Bekijk nog een keer de video van 1.9 

7.12

• Herhaling klein/kleine/groot/grote/jong/jonge/oud/oude etc.
• Waarvoor gebruik je bijvoeglijke naamwoorden? 
• Wanneer gebruik je bijvoorbeeld de vervoeging ''mooi''?
• Als het woord aan het einde van de zin staat.
• Voorbeeldzin?
• En wanneer gebruik je bijvoorbeeld mooie? 
  
• Als het woord voor een ding of mens staat.
• Voorbeeldzin?

7.12

• Maak zelfstandig opdr. 108, 109 en 110
• Bespreken 

7.12

• Praat samen: opdr. 112
• Werkblad 7.12

7.12

• Kies een cursist uit de groep
• Schrijf een tekst over hem/haar 
• Raden: Wie is het?

7.12

• Pak een papier
• Een cursist gaat voor de klas staan
• Hij/zij geeft een beschrijving van een wie of wat
• Luister goed en teken wat je hoort
• Klaar?
• De cursist checkt of de tekening klopt  
• Nu is een nieuwe cursist aan de beurt