In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
H1 Getallen
Slide 1 - Tekstslide
1.1 Vermenigvuldigen en delen
Slide 2 - Tekstslide
Paragraaf 1.1
Bij delen en vermenigvuldigen ga je kijken hoe vaak er warme of koude blokjes worden toegevoegd en wat dat doet met de temperatuur.
Slide 3 - Tekstslide
Als ik twee negatieve getallen met elkaar vermenigvuldig.
Krijg ik dan een negatief of een positief getal?
A
Negatief
B
Positief
Slide 4 - Quizvraag
Negatieve getallen vermenigvuldigen
−7⋅−8
A
-56
B
49
C
56
D
58
Slide 5 - Quizvraag
Negatieve getallen vermenigvuldigen
−3⋅−6
A
-18
B
18
Slide 6 - Quizvraag
- 36 : - 4 =
A
9
B
-9
Slide 7 - Quizvraag
4 x -9 =
A
36
B
-36
Slide 8 - Quizvraag
36 : 4 =
A
9
B
-9
Slide 9 - Quizvraag
Wat zijn de uitkomsten van de volgende berekeningen?
-42 : 3 = ..., -5 x -3 = ..., 48 : -3= ...
Hoe zat het ook al weer?
A
-14, 15, 16
B
14, -15, 16
C
14, -15, -16
D
-14, 15, -16
Slide 10 - Quizvraag
Zet het juiste getal op de open plaats.
-24 : ... = 4, ... x -3 = -18, 10 x ... = -60
Hoe zat het ook al weer?
A
-6, 6, -6
B
-6, 6, 6
C
-6, -6, 6
D
6, 6, -6
Slide 11 - Quizvraag
1.2 Kwadraten
Slide 12 - Tekstslide
WISKUNDE - H1 getallen
1.2 Kwadraten
Een kwadraat is een getal met zichzelf vermenigvuldigt.
Zo is 25 het kwadraat van 5 want 5 x 5 = 25
5 x 5 kun je korter schrijven als 5²
Bij kwadraten is het handig om eerst de berekening op te schrijven die erbij hoort: 8² = 8 x 8 = 64
Slide 13 - Tekstslide
Bereken het kwadraat van
7 en 9
A
14 en 18
B
49 en 81
C
63
D
dit kun je niet berekenen
Slide 14 - Quizvraag
Zoek de juiste combinaties
64
16
121
36
8 x 8
11 x 11
8²
6²
11²
4 x 4
4²
9 x 9
6 x 6
Slide 15 - Sleepvraag
WISKUNDE - H1 getallen
1.3 Kwadraten
Een kwadraat is een getal met zichzelf vermenigvuldigt.
Je kunt ook negatieve getallen kwadrateren.
Het kwadraat van -4 kun je berekenen als -4 x -4 = 16
Bij het kwadraat van een negatief getal schrijf je het negatieve getal tussen haakjes: (-9)²
-9² = - 9 x 9 = - 81
4² = 4 x 4 = 16
(-4)² = -4 x -4 = 16
-4² = -4 x 4 = - 16
Slide 16 - Tekstslide
Bereken de kwadraten van de volgende getallen?
-8, 4, 8
A
-64, 16, 64
B
64, 16, 64
C
-16, 8, 16
D
16, 8, 16
Slide 17 - Quizvraag
Maak de volgende berekeningen
-6², (-6)², 6²
A
-36, 36, 36
B
36, 36, 36
C
-36, -36, 36
D
36, -36, 36
Slide 18 - Quizvraag
1.3 Wortels
Slide 19 - Tekstslide
WISKUNDE - H1 getallen
1.3 Wortels
Wortels zijn het omgekeerde van kwadraten
Op de plaats van het ? moet 7 staan want 7 x 7 = 49 (kwadraat)
Dus de wortel van 49 = 7
De wortel van 16 is 4 want 4 x 4 (= 4² ) = 16
De wortel van 25 is ... want ...x... = 25
Slide 20 - Tekstslide
WISKUNDE - H1 getallen
1.3 Wortels
Een aantal wortels hebben mooie uitkomsten.
Zoals de wortel van 9: de wortel van 9 = 3 want 3 x 3 = 9
Waar zou de wortel van 16 komen te staan?
En de wortel van 10?
Slide 21 - Tekstslide
WISKUNDE - H1 getallen
1.3 Wortels
Wortels bereken je vaak met je rekenmachine.
Je hebt daar een speciale knop voor.
De meeste wortels hebben veel cijfers achter de komma staan. Je gaat dit getal dan ook afronden. Denk hierbij aan de afrondingsregels en gebruik het ≈ teken.
De wortel van 13 is afgerond op 2 decimalen 3,61
Je schrijft:
√13≈3,60555≈3,61
Slide 22 - Tekstslide
Plaats de wortels in het juiste vak.
(probeer dit ZONDER rekenmachine)
Tussen
3 en 4
Tussen
5 en 6
Tussen
6 en 7
Tussen
8 en 9
√10
√37
√15
√70
√40
√35
√30
√90
√75
√5
Slide 23 - Sleepvraag
Bereken op je rekenmachine en rond af op 2 decimalen.
√43
Slide 24 - Open vraag
1.4 Machten en wetenschappelijke notatie
Slide 25 - Tekstslide
WISKUNDE - H1 getallen
1.4 Machten
Bij een macht ga je een getal een aantal keer met zichzelf vermenigvuldigen.
Dit heb je al gezien bij een kwadraat; hier vermenigvuldigde je het getal 1x met zichzelf. Je schreef bij de berekening het getal 2x op met een x-teken ertussen.
5² = 5 x 5 = 25
Slide 26 - Tekstslide
WISKUNDE - H1 getallen
1.4 Machten
5 x 5 x 5 = 125
en 5 x 5 x 5 x 5 = 625
Deze berekeningen kun je korter schrijven; als macht.
5 x 5 x 5 = = 125
en 5 x 5 x 5 x 5 = = 625
53
54
Slide 27 - Tekstslide
WISKUNDE - H1 getallen
1.4 Machten
De getallen en noem je machten.
Een macht bestaat uit een grondtal en een exponent
De berekening bij deze macht is
3 x 3 x 3 x 3 x 3 = 243
53
54
De exponent wordt kleiner geschreven dan het grondtal
Slide 28 - Tekstslide
WISKUNDE - H1 getallen
1.4 Machten
Op je rekenmachine kun je op de volgende manieren uitrekenen: 5 x 5 x 5 = 125 of 5 ^ 3 = 125
en met 5 x 5 x 5 x 5 = 625 of met 5 ^ 4 = 625
Bereken op je rekenmachine en
53
54
74
47
Welke manier is handig?
Slide 29 - Tekstslide
Wat is het grondtal in de macht
13,45
A
4
B
5
C
13
D
13,4
Slide 30 - Quizvraag
Bereken (rond af op 3 decimalen)
2,54
Slide 31 - Open vraag
Plaats de machten in volgorde
(van klein naar grootst)
Kleinst
2
3
Grootst
4
5
11²
9³
4⁵
6⁴
3⁹
2⁶
Slide 32 - Sleepvraag
WISKUNDE - H1 getallen
1.4 Machten
De exponent van een macht vertelt je hoe vaak je het grondtal met zichzelf moet vermenigvuldigen.
Een macht berekenen doe je meestal op je rekenmachine. De uitkomsten zijn soms hele grote getallen.
Slide 33 - Tekstslide
WISKUNDE - H1 getallen
1.4 Wetenschappelijke notatie
Bij een macht ga je een getal een aantal keer met zichzelf vermenigvuldigen. De uitkomst van de berekening kan een heel groot getal zijn.
Bereken maar eens op je rekenmachine.
69
Slide 34 - Tekstslide
WISKUNDE - H1 getallen
1.4 Wetenschappelijke notatie
Soms is de uitkomst van een berekening zo'n groot getal dat het niet meer als gewoon getal op je rekenmachine getoond kan worden. Je rekenmachine geeft het antwoord in de wetenschappelijke notatie.
Bereken op je rekenmachine:
Wat is de uitkomst?
506
Slide 35 - Tekstslide
Slide 36 - Video
WISKUNDE - H1 getallen
1.4 Wetenschappelijke notatie
is een voorbeeld van de wetenschappelijke notatie
5,2⋅105
De wetenschappelijke notatie bestaat ALTIJD uit twee delen.
Het eerste deel is een getal tussen de 1 en 10.
Het tweede deel is een macht met het grondtal 10
Slide 37 - Tekstslide
WISKUNDE - H1 getallen
1.4 Wetenschappelijke notatie
Machten van 10 in 'gewone woorden'
10² = honderd (1 met 2 nullen)
10³ = duizend (1 met 3 nullen)
10⁴ = tienduizend
10⁵ = honderdduizend
10⁶ = miljoen
10⁷ = tien miljoen (1 met 7 nullen)
10⁸ = honderd miljoen
10⁹ = miljard (1 met 9 nullen)
Slide 38 - Tekstslide
WISKUNDE - H1 getallen
1.4 Wetenschappelijke notatie
Getallen moet je op twee manieren kunnen opschrijven
als gewoon getal en als getal in de wetenschappelijke notatie.
6,8 x 10³ = 6,8 x 1 000 = 6 800
Kijk goed wat er met de komma gebeurt.
9,1 x 10⁷ = 9,1 x 10 000 000 = 91 000 000
Handige tussenstap
Slide 39 - Tekstslide
Wat is een tussenstap om 15 000 in de wetenschappelijke notatie te schrijven?
A
15 x 1000
B
15 duizend
C
1,5 x 10 000
D
15³
Slide 40 - Quizvraag
Welke notatie is in de wetenschappelijke notatie?
A
24 x 10⁷
B
5 x 10²³
C
1,3 x 8⁵
D
10,4 x 10⁹
Slide 41 - Quizvraag
Hoe schrijf je 20 miljoen in de wetenschappelijke notatie
A
20 x 10⁶
B
2 x 10⁶
C
20 x 10⁷
D
2 x 10⁷
Slide 42 - Quizvraag
Plaats de notaties op de juiste plaats
Wetenschappelijke
Notatie
GEEN
Wetenschappelijke
notatie
11 x 10²
2 x 9³
4 x 10⁵
6,9 x 10⁴
3⁹ x 10
2,03 x 10⁶
2 x 1⁶
Slide 43 - Sleepvraag
1.5 volgorde van bewerkingen
Slide 44 - Tekstslide
WISKUNDE - H1 getallen
1.5 Rekenvolgorde
De rekenvolgorde die je tot nu toe hebt gebruikt was de volgende:
- eerst haakjes uitrekenen
- daarna vermenigvuldigen en delen
- als laatste optellen en aftrekken
Slide 45 - Tekstslide
WISKUNDE - H1 getallen
1.5 Rekenvolgorde
In dit hoofdstuk heb je twee nieuwe bewerkingen geleerd:
worteltrekken en machtsverheffen. Deze bewerkingen moeten ook terug komen in de rekenvolgorde.
De nieuwe rekenvolgorde vanaf nu is:
- eerst de haakjes uitrekenen
- machtsverheffen en worteltrekken
- vermenigvuldigen en delen
- optellen en aftrekken
Onthouden: hoe moeten wij van de onvoldoendes afkomen
Slide 46 - Tekstslide
Bereken (schrijf de tussenstappen in je schrift):
3+33−2+24=
Slide 47 - Open vraag
WISKUNDE - H1 getallen
1.5 Rekenvolgorde
Blijf onderstrepen wat je gaat doen als berekening.