B 3.3 Het Hart

Wat weet je nog?
  • Uit welke 4 onderdelen bestaat je bloed?
  • rode bloedcellen, bloedplaatjes witte bloedcellen, bloedplasma
  • Wat bedoelen we met een dubbele bloedsomloop
  • Tijdens 1 omloop komt het bloed 2 keer in het hart
  • Wat is de functie van bloedplasma
  • Vervoeren van opgeloste stoffen ( voeding en afval en CO2)
  • Hoe verloopt de kleine bloedsomloop?
  • hart- longen-hart

1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Wat weet je nog?
  • Uit welke 4 onderdelen bestaat je bloed?
  • rode bloedcellen, bloedplaatjes witte bloedcellen, bloedplasma
  • Wat bedoelen we met een dubbele bloedsomloop
  • Tijdens 1 omloop komt het bloed 2 keer in het hart
  • Wat is de functie van bloedplasma
  • Vervoeren van opgeloste stoffen ( voeding en afval en CO2)
  • Hoe verloopt de kleine bloedsomloop?
  • hart- longen-hart

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Video

B3.3
Het Hart

Slide 5 - Tekstslide

Doel van de les: 
Je kunt de onderdelen van het hart kunnen benoemen.
Je kunt uitleggen hoe het hart werkt. 

Slide 6 - Tekstslide

Waar ligt je hart ?

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Slide 9 - Video

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Hartklep open

Tussen de boezems en de kamers zitten hartkleppen.

Open: 
Er stroomt bloed vanuit de boezems in de kamers.
open
open

Slide 12 - Tekstslide

Hartklep dicht
Tussen de boezems en de kamers zitten hartkleppen.

Dicht: 
Er stroomt bloed uit de kamers.
Er kan geen bloed terugstromen naar de boezems.
De wanden van de kamers zijn dikker dan die van de boezems omdat vanuit de boezems alleen naar de kamers wordt gepompt. De linkerkamer is het meest gespierd, van hieruit wordt het bloed naar heel het lichaam gepompt (behalve de longen).
De wanden van de rechterkamer is wat minder gespierd omdat van hieruit het bloed alleen naar de longen wordt gepompt.
dicht
dicht

Slide 13 - Tekstslide

Halvemaanvormige kleppen open
Aan het begin van de longslagader en de aorta zitten halvemaanvormige kleppen.

Open
Er stroomt bloed vanuit de kamers in de slagaders:

- de longslagader
- de aorta
De wanden van de kamers zijn dikker dan die van de boezems omdat vanuit de boezems alleen naar de kamers wordt gepompt. De linkerkamer is het meest gespierd, van hieruit wordt het bloed naar heel het lichaam gepompt (behalve de longen).
De wanden van de rechterkamer is wat minder gespierd omdat van hieruit het bloed alleen naar de longen wordt gepompt.
beide open

Slide 14 - Tekstslide

Halvemaanvormige kleppen: dicht
Aan het begin van de longslagader en de aorta zitten halvemaanvormige kleppen.

Dicht: Het bloed kan niet terugstromen naar de kamers
beide dicht

Slide 15 - Tekstslide

Nu mogen jullie de telefoon pakken. 
timer
0:30

Slide 16 - Tekstslide

uit welke 4 onderdelen bestaat bloed?
A
bloedplasma, rode-, witte bloedcellen en zuurstof
B
bloedplasma, rode-, witte bloedcellen en koolstofdioxide
C
bloedplasma, rode-, witte bloedcellen en bloedplaatjes
D
bloedplasma, rode-, blauwe bloedcellen en bloedplaatjes

Slide 17 - Quizvraag

Sleep de onderdelen naar het hart!
Rechterboezem
Rechterkamer
Linker
boezem
Linkerkamer

Slide 18 - Sleepvraag

De hartkleppen vormen de scheiding tussen
A
Boezems en aders
B
Kamers en aders
C
Boezems en kamers
D
Boezems en slagaders

Slide 19 - Quizvraag

De hartkleppen zorgen ervoor dat bloed
A
sneller stroomt
B
niet terugstroomt in de boezems
C
niet terugstroomt in de kamers
D
langzamer stroomt

Slide 20 - Quizvraag

Een bloedvat loopt van het hart weg. Dit is een...
A
Slagader
B
Ader
C
Haarvat
D
Dit kan alle soorten bloedvaten zijn

Slide 21 - Quizvraag

hoe loopt de kleine bloedsomloop?
A
hart, longen, hart
B
hart, lichaam, hart
C
lichaam, hart
D
longen, hart

Slide 22 - Quizvraag


De wanden van het hart
A
zijn overal even dik
B
zijn bij de linkerkamer dikker dan de rechterkamer
C
zijn bij de rechterkamer dikker dan bij de linkerkamer
D
zijn bij de boezems dikker dan bij de kamers

Slide 23 - Quizvraag

hoe heten de kleppen in de aorta en de longslagaders?
A
halve maan vormige kleppen
B
aderkleppen
C
hartkleppen
D
bloedkleppen

Slide 24 - Quizvraag

Het hart krijgt ZELF zuurstofrijkbloed dankzij de:
A
Longader
B
Kransslagader
C
Kransader
D
Aorta

Slide 25 - Quizvraag

Waar liggen de kransslagaders?
A
In je hoofd
B
In je longen
C
In je hart
D
In je benen

Slide 26 - Quizvraag


Wat is er bijzonder aan de longader?
A
De bloeddruk is er hoog
B
Hij loopt van het hart af
C
Hij bevat zuurstofrijk bloed
D
Hij heeft een gespierde wand

Slide 27 - Quizvraag


7 en 8
A
7: linker boezem 8: kransaders
B
7: rechter kamer 8: kransslagaders
C
7: rechter boezem 8: kransaders
D
7: rechter boezem 8: kransslagaders

Slide 28 - Quizvraag

Telefoons weg!

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Link

Slide 31 - Video

noem 3 adviezen voor een gezonde leefwijze
A
wel roken, veel alcohol, eet ongezond en altijd hetzelfde
B
niet roken, weinig alcohol, eet gezond en gevarieerd, beweeg weinig
C
niet roken, weinig alcohol, eet gezond en gevarieerd
D
niet roken, weinig bewegen, weinig alcohol

Slide 32 - Quizvraag



1 en 2

A
1: Aorta 2: longslagader
B
1: Aorta 2: longader
C
1: Ader 2: longslagader
D
1: Slagader 2: longader

Slide 33 - Quizvraag


Welke kleppen hebben geen nummer?
A
hartkleppen
B
halvemaanvormige kleppen
C
halve hartkleppen
D
kleppende manen

Slide 34 - Quizvraag


De kleppen zonder nummer gaan open als de kamers samentrekken
A
ja
B
nee
C
nee, ze staan altijd open
D
nee ze zijn nooit open

Slide 35 - Quizvraag


De kleppen zonder nummer voorkomen dat er bloed terug stroomt naar de boezems
A
ja
B
nee

Slide 36 - Quizvraag


Het hart pompt zuurstofrijk bloed in de:
A
Longslagader
B
Longader
C
Aorta
D
Holle ader

Slide 37 - Quizvraag


3 en 4
A
3: onderste holle aders 4: longaders
B
3: bovenste holle aders 4: longslagaders
C
3: onderste holle aders 4: longslagaders
D
3: bovenste holle aders 4: longaders

Slide 38 - Quizvraag


5 en 6
A
5: rechter boezem 6: kransaders
B
5: rechter kamer 6: kransslagaders
C
5: linker kamer 6: kransaders
D
5: linker boezem 6: kransslagaders

Slide 39 - Quizvraag


9 en 10
A
9: aorta 10: rechter kamer
B
9: onderste holle ader 10: linker kamer
C
9: bovenste holle ader 10: linker boezem
D
9: onderste holle ader 10: rechter kamer

Slide 40 - Quizvraag


Nr. 8
A
hartkleppen
B
halvemaanvormige kleppen
C
halve hartkleppen
D
kleppende manen

Slide 41 - Quizvraag


De kleppen nr 8. voorkomen dat er bloed terug stroomt naar de boezems als ze gesloten zijn
A
ja
B
nee

Slide 42 - Quizvraag