Les 4 Standen en Monniken

Aan het einde van de les kun je:
  • vertellen welke standen er in de Middeleeuwen waren
  • weet je hoe een monnik eruit zag
  • kun je je eigen letter op miniatuur wijze tekenen
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisBasisschoolGroep 4,5

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Aan het einde van de les kun je:
  • vertellen welke standen er in de Middeleeuwen waren
  • weet je hoe een monnik eruit zag
  • kun je je eigen letter op miniatuur wijze tekenen

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Waarom werden er kastelen gebouwd?
A
zo konden mensen laten zien hoeveel geld ze hadden
B
als bescherming
C
ze vonden het mooi

Slide 3 - Quizvraag

Tijdbalk
De tijd van de monniken & ridders

Slide 4 - Tekstslide

Drie standen
Er leefden in ons land in de middeleeuwen drie groep mensen.
Die groepen noem je standen
De drie standen zijn: 
1. de kerk
2. de adel/de ridders
3. de boeren

Slide 5 - Tekstslide

De kerk
  • geestelijken: monniken en priesters
  • doen wat de kerk zegt
  • 8x per dag bidden
  • onderwijzen en monnikenwerk maken

Slide 6 - Tekstslide

De adel
  • koningen/ridders/rijke mensen = de adel
  • bouwden kastelen
  • boden bescherming 
  • bestuurden een land

Slide 7 - Tekstslide

De boeren en burgers
  • Boeren bewerkten het land
  • Ze werden veel beroofd
  • voor veiligheid moesten ze hu land inleveren
  • zorgden voor het voedsel

Slide 8 - Tekstslide

Vroeger: kleding van een monnik
Een pij en sandalen

Slide 9 - Tekstslide

NU: kleding van een monnik 
Het habijt als ‘beroepskleding’ en de mantel voor het bidden

Slide 10 - Tekstslide

Boeken
  • taak van de monniken is boeken overschrijven met de hand =handschrift.
  • eerste letter prachtig versierd
  • precies werk! Monnikenwerk...
      

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Link

Opdracht
teken je eerste letter op een 
miniatuur wijze

Slide 14 - Tekstslide

Noem drie dingen die je nu weet over een monnik.

Slide 15 - Woordweb