6.1 produceren (3TL)

Deze les
- Maken deze week 6.1 en 6.2
- Er zijn nog drie lesweken en dan is het weer toetsweek. In de toetsweek hebben jullie een toets van H5 en H6
- Vandaag herhalen we H5 (kort) en gaan we starten met H6 p6.1
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Deze les
- Maken deze week 6.1 en 6.2
- Er zijn nog drie lesweken en dan is het weer toetsweek. In de toetsweek hebben jullie een toets van H5 en H6
- Vandaag herhalen we H5 (kort) en gaan we starten met H6 p6.1

Slide 1 - Tekstslide

Doelen deze les
- Je kan uitleggen wat bedrijven nodig hebben om te produceren
- Je kan uitleggen wat kapitaal- en arbeidsintensief betekent.
- Je kan omschrijven hoe een bedrijf waarde toevoegt aan een product.

Slide 2 - Tekstslide

In welke sector werkt een leraar wiskunde
A
Primaire
B
Secundaire
C
Tertiaire
D
Quartaire

Slide 3 - Quizvraag

Vroeger werd kleding gemaakt in NL, nu in landen in Azie. Hoe noem je de werkloosheid die is ontstaan in NL
A
Conjuncturele werkloosheid
B
Structurele werkloosheid
C
Regionale werkloosheid
D
Frictie werkloosheid

Slide 4 - Quizvraag

Wat is productie?

Slide 5 - Woordweb

Wat betekent produceren?

Slide 6 - Tekstslide

Filmpje

Slide 7 - Tekstslide

 Soorten productie
PRODUCTIE IN ENGE ZIN:
Productie in de formele sector, door bedrijven en de overheid.

PRODUCTIE IN RUIME ZIN:
Alle activiteiten die in behoeften voorzien, dus behalve productie in de formele óók de productie in de informele sector.

Slide 8 - Tekstslide

Produceren

Slide 9 - Tekstslide

Hieronder staan vier voorbeelden van productie. 

Is er sprake van formele productie of van informele productie? Sleep de voorbeelden naar het juiste vak.
formele productie
informele productie
De buurman legt in zijn tuin een nieuw gazon aan.
De gemeentelijke plantsoenendienst maakt het park schoon. 
Een fabrikant maakt een nieuw model smartphone. 
Een timmerman beunt bij in de avonduren. 

Slide 10 - Sleepvraag

Om te produceren zijn productiefactoren nodig:


- Natuur (grondstoffen)

- Arbeid (het product moet gemaakt worden)

- Kapitaal (machines, productiemiddelen)

- Ondernemerschap (de combinatie van natuur, arbeid en kapitaal moet leiden tot winst)


Slide 11 - Tekstslide

Om te produceren zijn productiefactoren nodig:


- Natuur (grondstoffen)                                                     Beloning = pacht 

- Arbeid (het product moet gemaakt worden)        Beloning = Loon/Salaris 

- Kapitaal (machines, productiemiddelen)               Beloning = Rente/huur

- Ondernemerschap (de combinatie van natuur, arbeid en kapitaal moet leiden tot winst)                                                                             Beloning = winst


Slide 12 - Tekstslide

Productiefactoren
  • Kapitaal
  • Arbeid
  • Natuur
  • Ondernemerschap
Kapitaal:
alle kapitaalgoederen waarin je geld investeert en die je langere tijd bij de productie gebruikt, zoals machines, gebouwen en voertuigen.
Arbeid:
de lichamelijke en geestelijke inspanningen die de mensen bij de productie leveren
Natuur:
Alles wat de natuur levert. Bijvoorbeeld de grond zelf, grondstoffen, aardolie en aardgas
Ondernemerschap:
de activiteiten van de ondernemer, die het productieproces organiseert en leidt.

Slide 13 - Tekstslide

Vergoeding voor de productiefactoren
Kapitaal
Arbeid
Natuur
Ondernemerschap
huur, rente
loon
pacht
winst

Slide 14 - Tekstslide

Kapitaalintensief en Arbeidsintensief
Kapitaalintensief
Arbeidsintensief
Kapitaalintensief bedrijf:
Een bedrijf waarin machines het grootste deel van de productie verzorgen.
Arbeidsintensief bedrijf:
Een bedrijf waarin mensen het grootste deel van de productie doen.

Slide 15 - Tekstslide

Om te kunnen produceren heeft een bedrijf
productiefactoren nodig.
Kapitaal
Arbeid
Natuur

Slide 16 - Sleepvraag

Koppel de juiste beloning aan de productiefactoren.
Natuur
Arbeid
Kapitaal
Onder-nemer-
schap
SALARIS
RENTE
WINST
PACHT

Slide 17 - Sleepvraag

Hoe produceert een timmerman?
A
arbeidsintensief
B
kapitaalintensief

Slide 18 - Quizvraag

Bedrijfskolom
Bedrijfskolom
  • Productiefasen

Slide 19 - Tekstslide

Wat is de toegevoegde waarde van de deegfabriek?

Slide 20 - Open vraag

Aan het werk
Maken deze week de opgaven van 6.1 en 6.2
- Ga nu starten met 6.1
- Maak een foto van het huiswerk in je schrift wanneer het klaar is. Stuur het via Teams

Slide 21 - Tekstslide