past simple vs present perfect

Past Simple vs Present Perfect
Recap
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Past Simple vs Present Perfect
Recap

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

I ... my American friend in 2016. (to visit)

Slide 3 - Open vraag

... you ... your homework last night? (to finish)

Slide 4 - Open vraag

We … best friends a few years ago. (to be)

Slide 5 - Open vraag

Slide 6 - Tekstslide

My parents …. in the Netherlands since 2007. (to live)

Slide 7 - Open vraag

He … never …. here before. (to be)

Slide 8 - Open vraag

I …. anything since the beginning of my holiday. (to do (negatief))

Slide 9 - Open vraag

Past simple vs present perfect
Past simple:
  • Wat in het verleden is gebeurd en is agelopen.
  • Het is belangrijk wanneer het is gebeurd --> Tijdsbepaling!

Present perfect:
  • Recent in het verleden: je kan het effect nog zien
  • Er staat geen tijdsbepaling in de zin.

Slide 10 - Tekstslide

Zijn er nog vragen/onduidelijkheden? (als je zelf geen vraag hebt hoef je niks in te vullen)

Slide 11 - Open vraag

It ___(to be) ages since I last saw you
A
was
B
were
C
has been

Slide 12 - Quizvraag

We last ___ (to see) each other during our summer holidays
A
saw
B
have seen

Slide 13 - Quizvraag

I ___(to walk) to school yesterday
A
have walked
B
walked

Slide 14 - Quizvraag

My mother ___ (to do- not) anything since this morning
A
hasn't done
B
didn't do
C
has done

Slide 15 - Quizvraag

Mary ___ (to win) the lottery last year.
A
won
B
has won
C
have won

Slide 16 - Quizvraag

I ____ (to know) him all my life.
A
knew
B
have known
C
has known

Slide 17 - Quizvraag

We ............(to prepare / already) dinner.

A
already prepared
B
have already prepared

Slide 18 - Quizvraag

He ___(to come / just) home


A
has just come
B
just came

Slide 19 - Quizvraag

I ____ (to see / not) anyone yet.
A
didn't see
B
haven't seen

Slide 20 - Quizvraag


My parents ___ (to leave) for Spain this morning.
A
left
B
have left
C
has left

Slide 21 - Quizvraag

She ___ (to have) a great time yesterday evening.
A
has had
B
have had
C
had

Slide 22 - Quizvraag

Wat vond je van deze les?
(geef 1 top en 1 tip)

Slide 23 - Open vraag