T1F 27-03-23: la négation simple

La négation
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

La négation

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aujourd'hui on va parler de la négation = de ontkenning

ne ...... pas
aujourd'hui on va parler de

la négation
= de ontkenning

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer wordt dit gebruikt
in het Frans?

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Geef enkele voorbeelden
in Frans.

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

De ontkenning bestaat in het Frans uit  de volgende onderdelen:


ne .......... pas

en je vertaalt hem met niet of geen

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

La négation

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

comment ça marche?

regardez la vidéo

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Video

Deze slide heeft geen instructies

encore quelques exemples

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Video

Deze slide heeft geen instructies

ne + persoonsvorm + pas

Let op klinkerbotsing!!
j'ai seize ans
je n'ai pas seize ans

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de ontkennende zin van
je regarde la télé?
timer
0:15
A
Je regarde ne la télé pas
B
Je ne regarde pas la télé
C
Ne je pas regarde la télé
D
je ne regarde la télé pas

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

timer
0:10
ce
n'
est
pas
difficile

Slide 13 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

La négation
ne ... pas
Elle n'est pas là.
ne ... plus
Je ne trouve plus la liste.
ne ... jamais
Il ne mange jamais de frites.
ne ... plus jamais
Je ne veux plus jamais partir.
ne ... rien
Elle ne mange rien.
ne ... personne*
Je n'ai pas encore vu personne.
ne ... pas encore
Je n'ai pas encore commencé.
niet
Zij is er niet.
niet meer
Ik vind de lijst niet meer. 
nooit
Hij eet nooit frieten.
nooit meer
Ik wil nooit meer weggaan.
niets
Zij eet niets. 
niemand
Ik heb nog niemand gezien. 
nog niet
Ik ben nog niet begonnen.


Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

français
néerlandais
ne .... pas
ne .... plus
ne .... jamais
ne .... rien
ne .... personne
La négation - Apprendre 5 
niet ... meer
niets
niemand
niet / geen
nooit

Slide 15 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak de zin ontkennend:
Vous êtes en France
timer
0:10
A
Vous ne êtes pas en France
B
Vous êtes en ne France pas
C
Vous n'êtes pas en France
D
Vous n'êtes en France pas

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tu aimes le foot?
timer
0:10
A
Non, j'aime pas le foot
B
Non, je n'aime pas de foot
C
Non, je ne aime pas le foot
D
Non, je n'aime pas le foot

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vous avez vu quelqu'un ?
timer
0:10
A
Non, nous n'avons pas vu une personne.
B
Non, nous avons vu personne.
C
Non, nous n'avons vu personne.
D
Non, vous n'avez vu personne.

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

pour résumer:

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

la négations : temps composé

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Temps composé ????
Au temps composé, le verbe est formé en deux parties : l’auxiliaire (avoir ou être) et le participe passé. 

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Temps composé avec avoir et être
Dans ce cas-ci, la structure est la suivante :
NE + AUXILIAIRE + PAS + PARTICIPE PASSÉ

Je n’ai pas aimé le dessert. (passé composé avec l’auxiliaire « avoir »)
Il ne sera pas parti en France. (futur antérieur avec l’auxiliaire « être »)

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Temps composé avec vouloir, pouvoir, devoir, etc....
le « ne… pas » encadre le verbe conjugué : NE + SEMI-AUXILIAIRE + PAS + VERBE INFINITIF

Tu ne dois pas mentir.
Martin ne peut pas sortir après minuit.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Temps composé : infinitifs
Le « ne pas » se place devant un verbe à l’infinitif :
Le médecin t’a conseillé de ne pas boire de café.
Elle a décidé de ne pas mettre ses chaussures.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

La négation et les articles

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Articles 'indéfinis' :

un
une
des → ne ... pas DE
→ ne ... pas D'
 Il a un chien.
 Il n'a pas de chien.

 C'est un jeu amusant.
 Ce n'est pas un jeu amusant. (C'est un jeu ennuyeux) 

















Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Questions?

Slide 31 - Woordweb

Bespreken:
Wat is lastig en hoe kun je dat veranderen?
les devoirs
Faire/ Maken: 

Apprendre/ Leren:  
- Voca 2-1 t/m 2-7 (Quizlet)

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Au revoir ! 
À bientôt! 
Salut! 
Au revoir! 
À demain! 
À plus tard!

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies