Par. 3.1 Industrie en samenleving - 2024

Burgers en stoommachines

De opkomst van de machines
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Burgers en stoommachines

De opkomst van de machines

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen opschrijven
Leerdoelen van par. 3.1 , blz. 40

Wat veranderde er in de samenleving?
timer
3:00
Volgende les:

4. Wat veranderde er in de verhouding tussen werkgevers en werknemers?

Slide 3 - Tekstslide





11/11 Par. 3.1 Industrie en samenleving
18/11 Par. 3.4 Westerse wereldrijken
25/11  Projectweek leerjaar 2
02/12 SO par. 3.1 en 3.2
02/12  Par. 4.1 De Eerste Wereldoorlog
09/12 Par. 4.1 De Eerste Wereldoorlog
16/12  Uitloop
Kerstvakantie




06/01 Par. 3.4 Westerse wereldrijken
08/01 Par. 3.4 Westerse wereldrijken
13/01 Herhalen
TOETSWEEK 2
TOETSWEEK 2
Leesteksten 3.1, 3.4 en 4.1 

Begrippen 3.1, 3.4 en 4.1 

De 10 tijdvakken en 5 historische perioden kennen.
Studiewijzer

Slide 4 - Tekstslide

Programma
1. Uitleg par. 3.1
2. Leerdoelen antwoorden
3. Opdrachten maken en bespreken
4. Afsluiten
Tijd over? Welkom in de IJzeren Eeuw

Slide 5 - Tekstslide

Moderne tijd
1800 - heden
Het leven van Europeanen veranderde veel meer dan de eeuwen daarvoor.

Slide 6 - Tekstslide


Engeland
rond 1700



  • Machtig land met een enorm groot rijk dat zich over de hele wereld uitstrekte.
  • De bevolking van Engeland groeit, hierdoor is er meer kleding nodig.
  • Veel kleding wordt gemaakt van katoen, dat door slaven op plantages wordt geplukt, en wol.

Het Britse Rijk omstreeks 1700

Slide 7 - Tekstslide

Handnijverheid 

  • Om sneller kleding te maken, moet je sneller kunnen weven = uitvinding van de schietspoel uit. 
  • Als je sneller kunt weven, heb je ook meer draad nodig = uitvinding van de Spinning Jenny
  • Omdat het spinnen en weven veel sneller ging was er ook meer katoen nodig = uitvinding van de Cotton Gin (om de zaden sneller uit katoenpluizen te halen). 



Meer katon? Slavernij nam toe, want er zijn veel meer slaven nodig om de katoen te plukken...

Slide 8 - Tekstslide

Tot 1800:  kleinschalige handmatige productie in de huisnijverheid.
Vanaf 1800: grootschalige machinale productie in fabrieken.

Slide 9 - Tekstslide


Industriële Revolutie
1750-1900




  • Door de komst van de machines verandert de manier waarop mensen produceren: van handmatig naar machinaal
  • De verandering noemen we de Industriële Revolutie









Slide 10 - Tekstslide

Industrialisatie (uitbreiding van de industrie) 
Vanaf 1870 vonden er veel economische veranderingen plaats, zoals:
1. Naast steenkool kwam aardolie op als energiebron
2. Er werd vaker staal gebruikt i.p.v. ijzer
3. Er ontstonden allerlei nieuwe industrieën, zoals de chemische 
industrie en de voedingsmiddelenindustrie (kunstmest, plastic
 en margarine).  

Een belangrijke uitvinding was de gloeilamp. 
Gerard Philips begon zijn eigen gloeilampenfabriek in Eindhoven!
De Philips gloeilamp

Slide 11 - Tekstslide

Niet alleen de manier van produceren verandert enorm: ook de komst van stoomtreinen brengt grote veranderingen in het vervoer van mensen en goederen.
- In 1830 werd de eerst spoorlijn ter wereld tussen Liverpool en Manchester in gebruik genomen. 
- In Nederland startte de eerst spoorlijn in 1839, tussen Amsterdam en Haarlem. 

Slide 12 - Tekstslide

Huiswerk
3.1 opdrachten 1 t/m 5

Slide 13 - Tekstslide

Vorige les...
  • Industriële revolutie: van kleinschalige handmatige productie in de huisnijverheid naar grootschalige machinale productie in de industrie (fabrieken).
  • Industrialisatie vanaf 1850 (uitbreiding van de industrie)
  • Vanaf 1870 kwamen er nieuwe industrieën: er werd staal gebruikt i.p.v. ijzer, olie i.p.v. steenkool, opkomst van de chemische en voedingsmiddelenindustrie. 

Slide 14 - Tekstslide

De industriële samenleving 

Meer dan de helft van de bevolking wonen in steden en veel mensen werken in de industrie en diensten
                
                             sectoren

De economie heeft verschillende sectoren (delen), zoals de landbouwsector, industriesector en de dienstsector. 

Slide 15 - Tekstslide

De dienstensector
  • Maak geen producten, dienen mensen. 
  • Met de uitbreiding van de handel en transport groeide ook de dienstsector, want buiten de fabriekshal kwamen ook nieuwe banen, bijvoorbeeld toezichthouders, boekhouders, opleiders, wetenschappers, etc. 
Beroepen als loodgieter, dokter, leraar, politie, verkopers... 

Slide 16 - Tekstslide

Urbanisatie
De steden groeien snel doordat daar veel industrie en handel was. 

  • Luchtvervuiling (CO2)
  • Afval werd in het water gedumpt.
  • Lawaai
  • Slechte werk- en woonomstandigheden. 

Slide 17 - Tekstslide

Arbeiders in actie (1)
  • Rijke burgers (hogere burgerij) hadden een bedrijf (fabriek). Ze waren ondernemers. Ze hadden steeds meer invloed op de samenleving.
  • Ondernemers willen zo veel mogelijk winst maken. 

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Arbeiders in actie (2)
  • De relatie tussen werkgevers en werknemers was vaak onpersoonlijk.
  • De lonen waren zo laag mogelijk. 
  • Arbeiders komen voor zichzelf op.
  • Oprichting vakbonden: onderhandelen voor hogere lonen en organiseren van stakingen als dat nodig was. 

Slide 20 - Tekstslide

Leerdoelen beantwoorden
Wat veranderde er in de samenleving?
timer
2:00

Slide 21 - Tekstslide

Opdrachten maken en bespreken
3.1 opdrachten 6 t/m 11
15 minuten
Zelfstandig en in stilte
Eerder klaar? Leer de begrippen uit je hoofd!

timer
15:00

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide