vragen waarbij je moet uitleggen

vragen waarbij je moet uitleggen
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

vragen waarbij je moet uitleggen

Slide 1 - Tekstslide

Uitlegvraag
Als er bij een vraag staat: "Leg uit", dan moet je uitleggen waarom het zo is.

Er zijn drie soorten "leg uit"
1 Je hebt moeten leren waarom het zo is.
2  Je moet de uitleg uit de informatie halen.
3 Je moet je antwoord bewijzen met een berekening
Zonder deze uitleg is je antwoord FOUT!!
gebruik een accentueerstift om belangrijke dingen in de tekst aan te geven!!!

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

gebruik een accentueerstift om belangrijke dingen in de tekst aan te geven!!!
Je moet wel uitleggen waarom je dit gekozen hebt
Dit is leren!!
Wat is een reflex?
Hoe herken je een reflex?
Wat is een bewuste beweging?
Hoe herken je een bewuste beweging?
plaatje

Slide 4 - Tekstslide

Je moet wel uitleggen waarom je dit gekozen hebt
Wat is een reflex? Een onbewuste reactie, hersenen worden hierbij niet gebruikt
Hoe herken je een reflex? Een reflex gaat via het ruggenmerg, niet via de hersenen
Wat is een bewuste beweging? Een bewuste beweging gaat via de hersenen, waarover je nadenkt
Hoe herken je een bewuste beweging? Via hersenen
plaatje
Kijk naar het plaatje, waarheen gaat de impuls??

Slide 5 - Tekstslide

Treedt als gevolg van deze impulsen een reflex op of een bewuste beweging?
Leg uit waaraan je dat kunt zien in de afbeelding.

Slide 6 - Open vraag

Slide 7 - Tekstslide

tekst

Slide 8 - Tekstslide

tekst
tabel
gebruik een accentueerstift om belangrijke dingen in de tekst aan te geven!!!
TIP
Je moet percentages uitrekenen.
Als je niet weet hoe dit moet, maak een foute berekening.
Geef hierbij een conclusie. Dan heb je toch 1 punt!!

Slide 9 - Tekstslide

tekst
tabel
gebruik een accentueerstift om belangrijke dingen in de tekst aan te geven!!!
Procenten is: deel : geheel x 100%
Het deel is wat de winnaar doet = 48 keer bijten
Maar wat is het geheel?? Alle keren bijten!
Dus 48 +  16 = 64 keer bijten.
reken nu uit!!

Slide 10 - Tekstslide

Voor hoeveel procent bestaat het bijtgedrag van de ‘winnaar’ uit het gedragselement ob?
Leg je antwoord uit met een berekening.

Slide 11 - Open vraag